HUGO KAAGMAN  STENCIL KING
  This is art" is de provocerende titel van het eerste schilderij op de tentoonstelling van Hugo Kaagman in The Living Room. Het stelt twee jongens voor, die in een stedelijke omgeving verfstrepen en -vlekken rondspuiten: graffitikunstenaars, zo te zien. Het onderwerp verwijst naar Kaagmans re-cente verleden, waarin hij muren en tramhuisjes beschilderde met wilde taferelen. Sinds kort is hij overgestapt op airbrush, een techniek van heel dun verf opspuiten die vooral in de reclamewereld wordt gehanteerd. Met behulp van sjablonen zet hij de diverse kleuren op het linnen. Het effect is echter geheel anders dan het werk van de elders in deze rubriek besproken Bert Boogaard, die elke vorm op zichzelf laat staan. Kaagman voegt ze juist samen in figuratieve voorstellingen, die er vloeiend uitzien als gevolg van de airbrush-techniek. Vaak is zo'n schildering zeer symmetrisch opgebouwd, hetgeen een rechtstreekse Indruk achterlaat.
NRC, Rubriek Galerie, 29 januari 1988 door Renee Steenbergen
"Constellation in Helium", 1 - 1m. 1987
Daar komt bij, dat vooral de kleuren groen en blauw domineren, koele tinten die een licht surrealistische diepzee-sfeer uitwasemen. Het spiegelgladde oppervlak van de verf wekt nog meer distantie. ' Antique city' lijkt wel een Atlantis, dat naar de bodem van de zee is gezakt. Als door een kristal zien we, licht vertekend, een groene Oosterse stad. Airbrush blijkt het vermogen te hebben koelte en water te suggereren, zoals ook gebeurt in 'Vegetation Foundation', waar het weergegeven jungle-groen er broeierig uitziet. Maar de verfspuit produceert ook heel oppervlakkige effecten, die kitscherig overkomen. Kaagman maakt daar gebruik van in een werk als 'Heading south', dat een gestileerd Chinees landschap, compleet met decoratieve rand en kraanvogels in de lucht, representeert. Mijn voorkeur heeft 'New Work', dat het binnenste van een chip en zijn spiegelbeeld als thema heeft. Tegelijkertijd kan men er ook twee op hun kant gezette sky-lines van een wereldstad in ontdekken; micro- en macro-niveau ontlopen elkaar niet zoveel.Verder zitten er nogal wat herhalingen in de onderwerpen: droomsteden, kristallen en libelles figureren voortdurend.'Dan is sprake van een clichématig tafereeltje dat er glad, gelikt, uitziet. Maar hoe dan ook etaleert Kaagman op provocerende wijze de mogelijkheden van airbrush. Alle schilderijen zouden het goed doen als poster, de heldere vormen en kleuren zijn goed reproduceerbaar en de onderwerpen populair genoeg. Dat heeft Kaagman ongetwijfeld aan de orde willen stellen: de marge tussen kunst en kunstmatigheid wordt steeds smaller. Hij hanteert een techniek, die geassocieerd wordt met het trendy tijdschrift Avantgarde. Het is precies dat begrip, dat verwarring zaait en veel irritaties oproept omtrent Kaagmans prestaties. Voorlopig vind ik zijn werk nog geen maniertje en weet hij heel kundig het oog te verleiden Tot en met 18 februari in galerie The Living Room, Laurierstraat 70 in Amsterdam. Open: di-za 14 – 18 uur.
Hugo Kaagman
De oerpatronen van Hugo Kaagman Haagse Post, january 1989 UITGESTUDEERD, werkloos en boos begon Hugo Kaagman (33) op zijn 21-ste met graffiti. "Eigenlijk hetzelfde als de mensen in de oertijd deden, uiting geven aan iets waarin je gelooft. Het voordeel van graffiti is dat je meteen resultaat hebt. Onmiddellijk contact met de mensen, wat je ze ook voorschotelt." Hij wil bereiken dat kunstenaars, net als in Afrika, een functie hebben. "Kunst is daar iets heiligs; de mensen raken het aan, aanbidden het."  Zijn eerste grote project was zijn eigen huis, waarvan hij de muren gebruikte om te oefenen. "Iets wat op de muur staat, gaat voor je leven. Elke dag kom je erlangs en zo wordt het langzamerhand een stukje van je cultuur. Zoniet, dan schilder je het weer weg." In Amsterdam heeft hij op straat alles gedaan wat hij wilde. De  Heinekentunnel heeft hij onder handen genomen en de schutting bij de Stopera, waarvan inmiddels de ene helft verkocht is. Die straatperiode is afgesloten en zijn werk hangt nu netjes in een galerie, een hele stap. De afgelopen zeven jaar is hij meer met acryl gaan werken en sinds de officiële opdracht om de Transvaaltunnel een facelift te geven, gebruikt hij zelfs de kwast. "Dat was opeens geen hit and run meer, maar grondig kwasten." De strepen die er ontstonden vond hij wel mooi en zo ontdekte hij het schilderen weer opnieuw. Ook gebruikte hij daar voor het eerst turkoois. "Turkoois" is de natuur, lucht en gras ineen, groen blauw, het mooiste wat er is." Verder ging hij van symbolen naar motieven, die hij als oercultuur ziet "Het was de eerste kunstvorm op potten, huiden, textiel. Het herhalen van patronen werkt psychedelisch, je kunt erop mediteren." De nog bestaande oerpatronen wil hij het jaar 2000 in helpen "Al die waarden zijn aan het verdwijnen, in Zuid- Afrika zie je de symboliek ook al plaatsmaken voor Madonna T-shirts." Wat Hugo Kaagman nu exposeert zijn 'elementen uit de muur', zij het dat op een doek alles meer in de diepte dan in de breedte moet, het is beperkter dan een muur. Daarom schildert hij het wel tien keer over voordat hij tevreden is. Het is schipperen tussen orde en chaos; door de doeken in het formaat van één op één te houden krijgt hij overzicht. Een zebravrouw maken was een lang gekoesterde wens van Hugo Kaagman. Dit motief gebruikt hij als embleem voor zijn eenmansbeweging  "Het woord zebra is hetzelfde als Cobra, die zijn ook begonnen met muurschilderingen." ROSELIE KOMMERS    PHOTO:    ERWIN OLAF
Gevarieerde Amsterdam terug te vinden in Fodor Expositie: Amsterdamse notities, werken op papier. In: Museum Fodor, Amsterdam,1986.     Maar van de buitengevel al schreeuwt deze tijd ons tegemoet met een uithangbord van Hugo Kaagman, dat binnenin het museum als muurschildering wordt voortgezet. popart uit de jaren tachtig, even vrolijk en luidruchtig als Cremer toen. Uithangbord en muurschildering staan symbool voor de graffiti-kunst, die nog op straat met zijn spuitbus begint en dan, zonder kloppen, als erkend kunstenaar binnen treedt. Willem Ellenbroek,  de Volkskrant, dinsdag 8 juli 1986
Couleur locale                        Volkskrant  23 jan. 1988    Paul Depondt Hugo Kaagman      De schilder Hugo Kaagman, die in The Living Room te Amsterdam exposeert, is een getemde graffiti-kunstenaar die de straat voor de galerie heeft ingewisseld. Zijn spuitbus- schilderijen hebben niets meer te maken met wilde airbrush- painting waar elke Amsterdamse gevel is mee opgesierd. Hij werkt met sjablonen, streng geometrisch, symmetrisch soms als een opengevouwen Rorschach-tekening.   Af en toe geeft een schilderij iets herkenbaars prijs: een spiegeling van de skyline van een stad of overvliegende vogels. De motieven komen uit den vreemde. Kaagman gaat uit van exotische indrukken: Arabische motieven, Marokkaanse tegels. Op enkele schilderijen heeft hij met gespoten verfklonters marmermotieven aangebracht. Daardoor vertonen zijn doeken een ietwat kille ornamentiek, eigen aan zo'n geserreerde manier van werken. (Tot 19 februari 1988) 
Head Supplies Spray-can art is characterized by a simple accesible image language. Hugo Kaagman is a spraycan artist: in the early eighties the hoardings and walls of Amsterdam were not safe from his stencilled emblems. On the wall of the Amsterdam Rijksmuseum Kaagman sprayed Vermeer’s milkmaid, so the masterpiece could also be enjoyed, in this popularized version, outside the museum. Since his recent cross over from the street to the neutral gallery space, where he has traded the spray can for the airbrush technique, Kaagman’s interest in ‘the spiritual in art’ has become more pronounced. His canvasses with symmetrical abstractions are head supplies: they provide an effect comparable to that of the mandala which is, in Eastern religions. an aid to meditation. The abstract patterns are inspired by the ornamental art forms which he encounters on visits to the East –as M.C. Escher was influenced by the abstract geomatrical forms of the Moorish mosaics in the Alhambra. Many of Kaagman’s figurative stencil paintings have a symmetrical design and bear witness to his "search" into the world religions ("Coptic crosses"1988). From the four corners of Pisa (1988) identical towers of Pisa point to a cenrtal place where a white cross shines. Text: Martijn van Nieuwenhuyzen, conservator Stedelijk Museum, Amsterdam 1990
Uitzichtloos   (Parool 1978, Frans Kotterer) In deze krant brak "Gallerie Anus", Sarphatistraat 62, in een ingezonden brief een lans voor de graffiti- kunst. Een punk-winkel, - een echte bovendien, in een vroeger gegoede buurt, nu overheerst door de kantoren, met het Weesperplein als voorbeeld van hoe sfeervol nieuwbouw dus niet kan zijn....................   De werkelijke namen van de graffiti-schrijvers krijg je niet te horen, net zomin als die van de mensen in de winkel. Amarillo (24) en Gretchen (20) drijven de winkel. annex uitgeverij Koekrant die een van de weinige echte punkbladen uitgeeft.  Amarilo: "Graffiti heeft alles te maken met de uitzichtloosheid van vooral jongeren. Ze komen van school en er is geen werk. Ze voelen zich belazerd, krijgen een uitkering. Dan breekt de grote verveling aan, de apathie. Dat is de voedingsbodem voor de Punks.   Amarillo en Gretchen: "Graffit is de meest directe vorm van kunst. Het is het versieren van een stad die steeds onpersoonlijker wordt. Kijk, je kunt ook maanden aan een etsje pielen en dat dan keurig in een museum laten ophangen, maar daar schiet de gemiddelde trampassagier niets mee op. We walgen van die contraprestatie-eikels."
Kaagware door Renée Steenbergen NRC, 1991
Wat is er toch met Holland? De Delfts Blauwe tegeltjes, Anton  Pieck-achtige taferelen en andere  neo-kitsch van eigen bodem vliegen om de oren in de jonge galeries. De ex- graffitikunstenaar Hugo Kaagman benutte zijn stipendium van het Fonds voor de Kunst  (40.000,-) niet om te reizen zoals aanvankelijk het plan was, maar bleef dicht bij huis. Excursies naar Marken, Volendam en de Keukenhof leidden tot vierkante schilderijen waarop met behulp van sjablonen oer-Hollandse taferelen zijn gespoten. In de kleuren van de Delftse tegeltjes zien we de Magere Brug in Amsterdam, of een windmolen, met eromheen kleine schilderingen op tegelformaat van schaatsende mensen en vrouwen in Volendammer kleder-dracht.
'Kaagware' werd de titel van de expositie, een variant op 'kraakware' (kraakporselein) zoals het serviesgoed werd genoemd dat in de Gouden Eeuw uit China werd geimporteerd en hier later werd nagemaakt. Het graffiti- verleden van Kaagman steekt nu en dan nog de kop op, zoals op een doek waarop de hoofdstedelijke ME tegenover  een menigte krakers staat, met de gewraakte Stopera op de achtergrond. De besloten opening van de tentoonstelling werd afgelopen zaterdag voortgezet in het Culturele Genootschap 'De Donkere Kamer', opgericht door vrijwel dezelfde kunstenaars die de leiding hadden over het voormalige Aorta dat zich hier vlak naast bevindt. Werk van enkele van de 110 kunstenaarsleden siert de muren van de piepkleine sociëteit. De gasten werden getracteerd op koffie met speculaas en later gingen blokjes Hollandse kaas en Amsterdamse osseworst rond, compleet met de driekleur aan het prikkertje. Muziek van Willy Alberti en Johnny  Jordaan schalde uit de boxen en op een videotoestel was het verslag van Kaagmans excursies te zien.  Dichteres Diana Ozon en MaximaaI Koos Dalstra droegen hun Nederlandstalige poëzie voor, terwijl achter hun hoofd dia's van een Markens boereninterieur oplichtten. Nederland is mooi, dat bewezen die plaatjes weer eens. Maar vanwaar die fanatieke belangstelling voor het eigen erfgoed, en dan vooral de 'low culture'-kant ervan? Wat Kaagman, net als zijn collega's, in elk geval wil is het verschil tussen 'high' en 'low' opheffen -niet een nieuw idee overigens, maar eerder een kenmerk van de moderne kunst. Maar wat me verbaast is de serieuze toon van dit alles. Komt het door het verenigd  Europa en gaan we op zoek naar de eigen wortels? Het werkt op mijn lachspieren: nu er in het Oostblok eindelijk aan vrije expressie gedaan mag worden, ontwikkelt zich hier een kunstvorm die heel goed voor staatskunst door kan gaan. T/m 19 jan. In galerie The Living Room,  Laurierstraat 70, Amsterdam, 1991
De koningen van de ondergrondse.  De Volkskrant 17 dec. 1992  Wilma Sutó   Hugo Kaagman  De Nederlandse graffiti-kunstenaar Hugo Kaagman (1955) kraakte in 1977 samen met anderen een leegstaand pand in de Amsterdamse Sarphatistraat. In die Periode van de Punk was het huis een brandhaard van maatschappelijk verzet, waar wekelijks De Koecrandt werd gestencild. Kaagman werkte daaraan mee, maar realiseerde zich tezelfdertijd de mogelijkheden van een nog directere spreekbuis: de spuitbus. Hij maakte kartonnen sjablonen die telkens opnieuw gebruikt en gecombineerd konden worden en verlegde zijn werkterrein naar de straat. Op de buitenkant van het Rijksmuseum verscheen zijn spuitbusversie van het Melkmeisje van Vermeer. Aldus gedemocratiseerd kon men ook in de openbaarheid van het meesterwerk genieten. De voorgevel van het pand in de Sarphatistraat, sinds 1981 de Zebra- galerie, beschilderde hij met zwart-witte strepen. Het zebramotief, dat voor Kaagman het samengaan van verschillende culturen belichaamt, is één van zijn handelsmerken geworden. Na een studie sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam, reisde hij in 1976 naar Marokko, waar hij langere tijd in de voormalige hoofdstad Fez verbleef. Daar, en later ook in Senegal, raakte hij in de ban van de abstracte decoratiepatronen uit de traditionele kunst en kunstnijverheid. De motieven en schema's trok hij over op papier, om ze mee terug naar Nederland te kunnen nemen. Aanvankelijk alleen op schuttingen en muren, combineerde hij ze met typische Hollandse voorstellingen: een Moors lijnenpatroon rond de Amster-damse Magere Brug bijvoorbeeld. Sinds 1987 reproduceert Kaagman, nog altijd met behulp van sjablonen en airbrush, dergelijke stereotiepe symbolen uit de oosterse en westerse culturen op het klassieke schilderslinnen. Zijn smeltkroesachtige doeken lijken eigentijdse varianten op de Delftsblauwe tegel, handsprayed in plaats van handmade, en vaak uitvergroot tot een vierkante meter. Maar hoe decoratief zijn schilderijen ook zijn, de figuratieve voorstellingen geabstraheerd tot blauw-witte patronen, nog altijd is er een maatschappijkritische boodschap in herkenbaar. Peace Talks is Kaagmans reactie op de burgeroorlog in het voormalige Joegoslavië. We zien hoe de vredesbesprekingen kalm en redelijk en eindeloos voortgaan: twee heren zitten in comfortabele stoelen aan een tafel voor een vage kaart van Europa, het verscheurde land niet meer dan een abstractie achter hun rug. Gevat in een ring van zebramotieven waar grote apen woest omheen in de rondte rennen, wordt het 'concentratische' beeld een cynische metafoor voor de moderne beschaving. De apen, een stuk hout als primitief werktuig in hun poot geklemd, verbeelden het proces van menswording: een evolutie die gezien de hier waarneembare cirkelgang slechts een ogenschijnlijke vooruitgang impliceert. Opereerde de spuitbuskunstenaar aanvankelijk in de illegaliteit: in 1983 decoreerde Kaagman in opdracht van de gemeente Amsterdam een schutting op het Waterlooplein, in 1987 verfraaide hij op uitnodiging van het Tropenmuseum de entree van dat gebouw en anno 1992 zijn de voorbereidingen voor een 57 m lange muurschildering in de nieuwbouw van Schiphol in een vergevorderd stadium. Binnen de transferruimte van de luchthaven zullen de buiten-landse gasten in afwachting van hun overstap dankzij Kaagman toch het oer-Hollandse cultuurlandschap in ogenschouw kunnen nemen. (...) De volgend jaar op Schiphol te onthullen 'tegelwand' bestaat uit tot een muur aaneengeschakelde, gespoten platen laminaat. Als waren het de bekende keramische beeldjes, werken Kaagmans boertjes en boerinnetjes gehuld in klederdracht tussen de wiekende molens op het vlakke land, dat natuurlijk overal door water omgeven is. De pieren en de vuurtorens, het oude gemaal bij Haarlem en de moderne Zeelandbrug: heel Holland-Waterwerkland is opgenomen in de decoratieve tegelpatronen. Evenals zijn autonome schilderijen is Kaagmans monumentale muur een vernieuwing van de, zeker in de toeristenindustrie zeer gekoesterde, delftsblauwe traditie. Shocking Blue.
40 in de KUNSTKEUKEN Hennie van de Louw,  Alert 1994, Amsterdam gallery guide.    Alweer een nieuwe galerie in Amsterdam, kan dat? Natuurlijk kan dat, Art Kitchen kan er rustig nog bij, hoe meer zielen hoe meer kunstvreugd. Economisch selecteert het zich vanzelf wel op den duur en geld is nu eenmaal noodzakelijk om rond te komen, daarnaast vergoeden oprechte inzet en liefde voor he! vak al veel. Zo ne! start te Art Kitchen op de Herengracht 160 -vlakbij het bezienswaardige Theaterinstituut-als sousterraingalerie van Jeannette Dekeukeleire Wat woord-spelerig zit bijna 'keuken' in haar naam en daarom Art Kitchen voor haar kersverse galerie, moet ze zelf weten. 'Kunstkeuken' zou natuurlijk ook hebben gekund, maar ja het gaat om internationale uitstraling in de kunst, ook kwa culinair. Jeannette bedacht leuke groepsopeningstentoonstelling met thema 'What's cooking' waarvoor ze wel 11 kunstenaars vroeg om eetachtige bijdragen te leveren die er op alle mogelijke manieren, zelfs in geluid ook kwamen tot aan eetbare bloemen aan toe. Allemaal bewerkten ze tevens een houten pizzabord. betekend, beschilderd, in de oven, keramisch enz" Zo'n groot houten bord kan niet breken, een bijkomend voordeel. En allemaal nog te zien Van 10 december met allerlei letterlijk huishoudelijk 'stof' in objecten en een ruime inbreng van Hugo Kaagman.  Hugo is partner, verloofde, verkering, vriend van galeriehoudster Jeannette en o.a. daarom mede-initiator en voorlopig al groepsexposant. amdat ook iets te vieren altijd prima is wordt medio december de gelegenheid aangegrepen voor een 'solo' van Kaagman als overzichtstentoonstelling, zeg maar 'retrospectief'.  Beetje aanleiding is da! Hugo 40 wordt en vader want z'n Jeannette is hoogzwanger en zal tijdens de expositieperiode een nieuwe wereidburger baren. Van Hugo wordt in cassette een vierledige boekuitgave geproduceerd met z'n handel van de afgelopen jaren. Van Punk Files via muurschilderingen en Delftsblauwe schoteis tot Moroccan Motives. Er is nog altijd Kaagmans geschilderde Marokkaanse toegangspoort van het Tropenmuseum die binnenkort in opdracht een vervolg krijgt. ap vele andere plaatsen waaronder Schiphoj en de Jordaan nog grootse muurversieringen Veelal Delftsblauw met airbrush gespotenen soms met Willy Alberti of Tante Leen erop, real Dutch. Van dat overigens perfecte Delftsblauwe begint Kaagman nu wat af te komen naar noem 't wat meer boerenbont of zo, kan allemaal. Uit Hugo's punkverleden stamt nog wel de ambitie om net als toen voortdurend een eigen periodiekje uit te brengen. Vandaar in het kantoor van Art  Kitchen behalve de hedendaagse computer nog een heuse stencilmachine voor getikte reproduceerbaarheid, daar komt wel weer een blaadje van Hugo.'lk ben 17 jaar in de kunst bezig, noem deze tentoonstelling '40 jaar Kaagman'. Klinkt vol en gerijpt. Hij toont o.a. eet- en tegelobjecten met invloeden uit Japan waar hij eens was. En nu ook nogal wat Franse inspiratie met zelfs een hompje stokbrood, rode wijn, stukje schimmelkaas en chansons Als een eerbetoon aan de net 60 geworden -alsof da! wat uitmaakt- diva Brigitte Bardot. Met miniem schouderbandje en wel heel zwoele lippen waartussen sigaret was BB een bevrijdend voorbeeld Ne! in la Bardots woon-plaats Saint Tropez wilde Hugo Kaagman haar een door hem gemaakt aan haar gewijd kunstwerk offreren, maar dat lukte nog even niet. BB schijnt eenzaam en teruggetrokken te leven, was elders bij wellicht haar zeehondjes. Hoort zo bij een symbool bij wie de eigen relaties niet helemaal wilden lukken Kaagman toont ook de aan een stevig leven overjeden Serge Gainsbourg van wie elke verzamel-cd elke keer weer de met Jane Birkin gezongen wereidhit 'Je t'aime moi non plus' laat horen. Moi je vous aime Delftsblauw Franse beeldende punk van Kaagman bij Cuisine d' Art.
Exposition "40 years Kaagman" December 1995 ArtKITCHEN gallery, Amsterdam
Delfts Blauw, Inspiratie voor nieuw design  - JAARGANG 3 - Nummer 2, Maart/April 2005
'IK BEN ER HARD OM UITGELACHEN'   Hij bespoot de staarten van twintig Boeings met delftsblauwe patronen en voor de HEMA bewerkte hij er een servies mee. Hugo Kaagman (49) brak internationaal door met zijn fascinatie voor Delfts blauw. Terwijl hij als graffiti artiest toch uit een compleet andere wereld komt.   In de jaren tachtig, pas afgestudeerd aan de kunstacademie, kwam Hugo in de punkbeweging terecht. Daar had de graffiti net zijn intrede gedaan."lk had natuurlijk ook gewoon kunstschilder kunnen worden, maar dit was iets nieuws en het sprak een ander publiek aan. Old school graffiti heet het nu,dat was nog voordat de hiphopbeweging er iets mee ging doen. We hadden in die tijd het tij behoorlijk tegen Er was veel werkloosheid, zelfs al had je diploma's op zak, dus moest je het maar zelf doen. Kunst is heel elitair en ik wou dat door de graffiti doorbreken. Mijn filosofie is do it yourself, en dat ging heel makkelijk met spuitbussen." Na de spuitbus kwam de airbrush, een soort spuitpenseel waarmee veel makkelijker en fijner gespoten kan worden. Omdat er elektriciteit voor nodig is, verhuisde Hugo van de straat naar het atelier. Daar werkte hij met sjablonen, geïnspireerd op patronen uit Afrika, aan tegels en mozaïeken. "In 1990 dacht ik ik haal alles van ver, laat ik ook eens in eigen land kijken. Ik heb de Keukenhof bezocht, ben naar het Paleis op de Dam gegaan, kortom, ik heb alles gezien wat toeristen hier zien. En Delfts Blauw bleef hangen: Toen Hugo ermee begon, min of meer voor de grap, zat Delfts blauw nog erg in de hoek van bloemetjesbehang en vitrage. Hij  shockeerde zijn omgeving ermee. Vooral ook met de levensliederen die hij bij zijn exposities draaide. "Daar ben ik echt hard om uitgelachen. Toch vond de kunstwereld dit delftsblauwe werk in eerste instantie leuk, ik heb toen ook heel veel publiciteit gehad. Maar al gauw zeiden ze dat ik er beter mee kon stoppen; de grap was overgekomen. Maar het ging zo goed en ik vind het zelf zo mooi, dat ik ermee doorging. Ik vind Delfts blauw niet onderdoen voor andere, buitenlandse culturele uitingen." Tekst: Natasja Kuipers, Fotografie: Sascha van Schalkwijk
Hugo Kaagman, de belangrijkste spuitbuskunstenaar van Nederland, zit onmiskenbaar in de lift. Ooit begon hij als graffiti-artiest die de Amsterdamse muren ongevraagd verfraaide met zijn schilderingen: wild sjablonen met een humoristisch karakter. Ondanks de anarchistische inslag van dit werk oogstte het werk van Kaagman waardering bij de Gemeente Amsterdam, hetgeen resulteerde in diverse opdrachten. Zo beschilderde hij onder andere een honderd meter lange schutting rondom het oude Waterlooplein, waarvan een gedeelte werd, aangekocht door het Historisch Museum. Ook bewerkte hij een fietstunnel in Amsterdam-Oost, en de ingang van het Tropenmuseum. Maar de belangstelling voor deze zogenaamde murals bleef niet beperkt tot Mokurn. Kaagman werd uitgenodigd om ook in Athene en Berlijn muurschilderingen te vervaardigen.  
DE HEMELSE INSPIRATIE VAN HUGO KAAGMAN
Playboy, 1990, INSIDER Tekst Arthur Lava en Thijs Mast
In 1986 maakte hij een cross-over van de straat naar de galerie. Hij ging op doek werken en ruilde de spuitbus in voor de airbrush-techniek. Gevraagd naar het waarom van deze overstap anwoordt Kaagman: 'Mijn werk is niet per se underground. Ik vind dat ik ook door museumdirecteuren serieus genomen moet worden. En die bereik je via de galeries.' Met zijn nieuwe werk exposeerde de autodidact Kaagman in 1988 in de vooraanstaande galerie The Living Room. In datzelfde jaar was zijn werk te zien op een groepstentoonstelling in Keulen. Dit jaar exposeert hij zowel in Stuttgart als Madrid en, naar het zich Iaat aanzien, eveneens in de culturele hoofdstad van deze eeuw: New York. The sweet smell of succes. Kaagman: 'Ik heb het anders vérrekte arm gehad. Maar tegenwoordig kan ik van mijn werk leven.' Wie de kleurrijke schilderijen van Kaagman bekijkt wordt onmiddellijk ~offen door de veelheid van exotische invloeden: met name Islamitische symboliek, Rasta- motieven en voorstellingen uit Oosterse religies spelen een belangrijke rol. Over deze spirituele kant van zijn werk zegt Kaagman: 'Ik bezit een religieuze interesse, ik onderzoek de wereld-religies, want een deel van de inspiratie voor een kunstwerk moet nu eenmaal uit de hemel komen.'
Iedere Amsterdammer kent zijn werk. Hugo Kaagman (33) heeft meer hoofdstedelijke muren beschilderd dan enige andere kunstenaar. Jonge graffitischilders zijn al yuppie als ze beginnen                   
DE MULTICULTURELE KUNST V A N   H U G O    K A A G M A N
MAN november, 1989, jaargang 16.     JAN MIDDENDORP         
Hugo Kaagman: 'Ik ben geboren in Haarlem, en een belangrijk deel van mijn jeugd heb ik doorgebracht in de Kennemer Duinen. Maar toen ik wat groter werd zag ik opeens ook de Hoogovens. De duinen van mijn jeugd heb ik teruggevonden in Marokko. Op mijn zestiende ben ik gaan reizen, richting Noord-Afrika. Later ben ik ook op Trinidad geweest en in Suriname. Eigenlijk kwam het door de muziek want muziek die je hier leert kennen maakt je nieuwsgierig naar een cultuur, en je gaat kijken. Het leven is immers één groot onderzoek.   Toen ik in '76 thuiskwam van een reis naar Marokko was de punkbeweging uit Engeland overgewaaid naar Amsterdam. Dat ging gepaard met fanzines, dadaïstische tijdschriften met collages van letters en beelden. Wij zijn toen begonnen met de Koekrandt. Dat blad bestaat nog steeds, het is overgenomen door anderen. Het is nu het beste punkblad van Nederland. Graffiti hoorde erbij. De held van mijn strip in de Koekrandt was een beertje, dat ik op allerlei plaatsen in de stad liet verschijnen. Ik heb me meer en meer op de spuitkunst toegelegd. De gevel van ons huis op de Sarphatistraat gaf ik steeds een nieuwaanzien, en ik verwerkte er allerlei elementen in uit de punkcultuur, uit de reggaecultuur en uit Afrika.   Ik heb vanaf het begin Afrikaanse motieven in mijn werk gebruikt. Punk alleen vond ik te stadsgebonden, het is echte suburb-cultuur. En het heeft suicidale kanten: een neiging tot zelfvernietiging. Door er een andere cultuur tegenover te zetten kun je dat omkeren in zijn tegendeel. Wie in Afrika zijn omgeving wil veranderen, kan een kwast pakken en iets maken, zonder zich zorgen te maken om de bureaucratie. Punk en de Afrikaanse cultuur zijn twee uitersten, maar komen daar weer samen. In Afrika is de kunst iets ambachtelijks, ze heeft een functie. Het zijn geen overbodige produkten waar niemand om gevraagd heeft. Toen ik in Afrika zat te tekenen en te schilderen kreeg ik meteen opdrachten - een kunstenaar heeft daar een rol in de samenleving. Ik ben er heel geleidelijk toe gekomen om mezelf kunstenaar te noemen. In het begin is het vandalisme. Je doet dingen die niet mogen, en je vindt dat je het moet doen omdat het grensverleggend is. Ik raakte ervan overtuigd dat ik bezig was met een nieuwe kunststroming. Maar het heeft nog tot '84 geduurd voor de graffiti door de rest van de maatschappij serieus genomen werd. Dat kwam vooral door de hip-hop graffiti, de Amerikaanse stijl met veel grote letters. Hier werd het een soort yuppie graffiti; snel geld verdienen met het spuiten van de rolluiken van de slager om de hoek.
  Er is veel rivaliteit tussen de spuiters, en ze bespuiten vaak elkaars werkstukken. Mijn dingen worden wel gerespecteerd. Ik ben, zoals dat heet, een graffitimeester. Als je je eigen werk serieus neemt, moet je ook dat van een andere respecteren. Een mooi gebouw moet je ontzien. Maar “tags”, mooie vignetten, op toeristische plekken en op toiletten, dat blijft leuk. Ik heb laatst nog mijn naam op de Berlijnse muur gespoten.   De schutting rond het Stoperabouwterrein, de Transvaaltunnel,dat waren mijn eerste grote opdrachten. Een werk wordt tien keer zo mooi als je er de tijd voor kunt nemen. Als het legaal is. We hebben vaak genoeg stiekum moeten werken. Ik ben verschillende malen ‘s nachts opgepakt door de politie. Het liefst werk ik in opdracht; het gaat om het resultaat. Eigenlijk is de staat de beste opdrachtgever die er is. De middenstand bemoeit zich met de inhoud van wat je doet, de overheid niet. De keus om schilderijen te maken, die verkocht kunnen worden, dat is voor mij de consequentie van het feit dat ik mezelf serieus neem. Mijn werk is niet per underground, het is voor de hele cultuur bedoeld. Ik vind dat ik ook door museumdirecteuren serieus genomen moet worden. En die bereik je alleen via hun eigen wereld.      De financiële kant? Ja, die is belangrijk, de BKR bestaat niet meer, en ik vertik het om een uitkering aan te vragen. Dat zou een stap terug zijn. Het is heel belangrijk om nu een galerie te hebben, want aan al die mensen die je atelier komen bezichtigen verkoop je nooit iets. Het betekent wel dat ik niet zo snel weer gratis in de straat zal gaan schilderen. Dat hoort bij de volwassenwording. Dat ik nog zolang dingen op straat heb gedaan, dat is echt een soort oprekken van mijn jeugd geweest. Verleden jaar nog ben ik met het graffiti-gilde de metro ingegaan. Zij porden me op: je bent graffitimeester, dan moet je ook wat doen. Ik werd om twaalf uur ’s nachts opgehaald, en ik moest mee op pad. De nieuwste trend is om het hoog op gebouwen te doen. Op daken. En daar haak ik af. Hoog boven de grond op een richeltje gaan staan om iets te spuiten, dat is me te riskant. Daar voel ik me nu te oud voor. Maar als iemand nu begint, dan moet hij wel als hij wil opvallen. Of het me kwalijk wordt genomen dat ik in een galerie hang? Nee, dat willen die jongens allemaal. Dat is de geest van de tijd. De jonge graffitischilders zijn al yuppie als ze beginnen."