 
 
 
 
  
 
 
 
  HUGO KAAGMAN  STENCIL KING
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
   
  This is art" is de provocerende titel van het eerste 
  schilderij op de tentoonstelling van Hugo 
  Kaagman in The Living Room. Het stelt twee 
  jongens voor, die in een stedelijke omgeving 
  verfstrepen en -vlekken rondspuiten: 
  graffitikunstenaars, zo te zien. Het onderwerp 
  verwijst naar Kaagmans re-cente verleden, waarin 
  hij muren en tramhuisjes beschilderde met wilde 
  taferelen. Sinds kort is hij overgestapt op airbrush, 
  een techniek van heel dun verf opspuiten die 
  vooral in de reclamewereld wordt gehanteerd. Met 
  behulp van sjablonen zet hij de diverse kleuren op 
  het linnen. Het effect is echter geheel anders dan 
  het werk van de elders in deze rubriek besproken 
  Bert Boogaard, die elke vorm op zichzelf laat 
  staan. Kaagman voegt ze juist samen in figuratieve 
  voorstellingen, die er vloeiend uitzien als gevolg 
  van de airbrush-techniek. Vaak is zo'n schildering 
  zeer symmetrisch opgebouwd, hetgeen een 
  rechtstreekse Indruk achterlaat.
 
 
  NRC, Rubriek Galerie, 29 januari 1988 
  door Renee Steenbergen 
 
  
 
  "Constellation in Helium", 1 - 1m. 1987
 
 
  Daar komt bij, dat vooral de kleuren groen en 
  blauw domineren, koele tinten die een licht 
  surrealistische diepzee-sfeer uitwasemen. Het 
  spiegelgladde oppervlak van de verf wekt nog meer 
  distantie. ' Antique city' lijkt wel een Atlantis, dat 
  naar de bodem van de zee is gezakt. Als door een 
  kristal zien we, licht vertekend, een groene 
  Oosterse stad. Airbrush blijkt het vermogen te 
  hebben koelte en water te suggereren, zoals ook 
  gebeurt in 'Vegetation Foundation', waar het 
  weergegeven jungle-groen er broeierig uitziet. 
  Maar de verfspuit produceert ook heel 
  oppervlakkige effecten, die kitscherig overkomen. 
  Kaagman maakt daar gebruik van in een werk als 
  'Heading south', dat een gestileerd Chinees 
  landschap, compleet met decoratieve rand en 
  kraanvogels in de lucht, representeert. Mijn 
  voorkeur heeft 'New Work', dat het binnenste van 
  een chip en zijn spiegelbeeld als thema heeft. 
  Tegelijkertijd kan men er ook twee op hun kant 
  gezette sky-lines van een wereldstad in ontdekken; 
  micro- en macro-niveau ontlopen elkaar niet 
  zoveel.Verder zitten er nogal wat herhalingen in de 
  onderwerpen: droomsteden, kristallen en libelles 
  figureren voortdurend.'Dan is sprake van een 
  clichématig tafereeltje dat er glad, gelikt, uitziet. 
  Maar hoe dan ook etaleert Kaagman op 
  provocerende wijze de mogelijkheden van airbrush. 
  Alle schilderijen zouden het goed doen als poster, 
  de heldere vormen en kleuren zijn goed 
  reproduceerbaar en de onderwerpen populair 
  genoeg. Dat heeft Kaagman ongetwijfeld aan de 
  orde willen stellen: de marge tussen kunst en 
  kunstmatigheid wordt steeds smaller. Hij hanteert 
  een techniek, die geassocieerd wordt met het trendy 
  tijdschrift Avantgarde. Het is precies dat begrip, dat 
  verwarring zaait en veel irritaties oproept omtrent 
  Kaagmans prestaties. Voorlopig vind ik zijn werk 
  nog geen maniertje en weet hij heel kundig het oog 
  te verleiden
  Tot en met 18 februari in galerie The Living Room, 
  Laurierstraat 70 in Amsterdam. Open: di-za 14 – 18 
  uur.
 
 
  Hugo Kaagman
 
 
 
 
  De oerpatronen van Hugo Kaagman
  Haagse Post, january 1989
  UITGESTUDEERD, werkloos en boos begon Hugo Kaagman (33) op zijn 21-ste met graffiti. "Eigenlijk 
  hetzelfde als de mensen in de oertijd deden, uiting geven aan iets waarin je gelooft. Het voordeel van 
  graffiti is dat je meteen resultaat hebt. Onmiddellijk contact met de mensen, wat je ze ook voorschotelt." 
  Hij wil bereiken dat kunstenaars, net als in Afrika, een functie hebben. "Kunst is daar iets heiligs; de 
  mensen raken het aan, aanbidden het."  Zijn eerste grote project was zijn eigen huis, waarvan hij de 
  muren gebruikte om te oefenen. "Iets wat op de muur staat, gaat voor je leven. Elke dag kom je erlangs 
  en zo wordt het langzamerhand een stukje van je cultuur. Zoniet, dan schilder je het weer weg." In 
  Amsterdam heeft hij op straat alles gedaan wat hij wilde. De  Heinekentunnel heeft hij onder handen 
  genomen en de schutting bij de Stopera, waarvan inmiddels de ene helft verkocht is. Die straatperiode is 
  afgesloten en zijn werk hangt nu netjes in een galerie, een hele stap. De afgelopen zeven jaar is hij meer 
  met acryl gaan werken en sinds de officiële opdracht om de Transvaaltunnel een facelift te geven, gebruikt 
  hij zelfs de kwast. "Dat was opeens geen hit and run meer, maar grondig kwasten." De strepen die er 
  ontstonden vond hij wel mooi en zo ontdekte hij het schilderen weer opnieuw. Ook gebruikte hij daar voor 
  het eerst turkoois. "Turkoois" is de natuur, lucht en gras ineen, groen blauw, het mooiste wat er is." Verder 
  ging hij van symbolen naar motieven, die hij als oercultuur ziet "Het was de eerste kunstvorm op potten, 
  huiden, textiel. Het herhalen van patronen werkt psychedelisch, je kunt erop mediteren." De nog 
  bestaande oerpatronen wil hij het jaar 2000 in helpen "Al die waarden zijn aan het verdwijnen, in Zuid-
  Afrika zie je de symboliek ook al plaatsmaken voor Madonna T-shirts." Wat Hugo Kaagman nu exposeert 
  zijn 'elementen uit de muur', zij het dat op een doek alles meer in de diepte dan in de breedte moet, het is 
  beperkter dan een muur. Daarom schildert hij het wel tien keer over voordat hij tevreden is. Het is 
  schipperen tussen orde en chaos; door de doeken in het formaat van één op één te houden krijgt hij 
  overzicht. Een zebravrouw maken was een lang gekoesterde wens van Hugo Kaagman. Dit motief gebruikt 
  hij als embleem voor zijn eenmansbeweging  "Het woord zebra is hetzelfde als Cobra, die zijn ook 
  begonnen met muurschilderingen."
  ROSELIE KOMMERS    PHOTO:    ERWIN OLAF
 
 
 
 
  Gevarieerde Amsterdam terug te vinden in Fodor
  Expositie: Amsterdamse notities, werken op papier. In: Museum Fodor, Amsterdam,1986.
      Maar van de buitengevel al schreeuwt deze tijd ons tegemoet met een uithangbord van Hugo Kaagman, 
  dat binnenin het museum als muurschildering wordt voortgezet. popart uit de jaren tachtig, even vrolijk en 
  luidruchtig als Cremer toen. Uithangbord en muurschildering staan symbool voor de graffiti-kunst, die nog 
  op straat met zijn spuitbus begint en dan, zonder kloppen, als erkend kunstenaar binnen treedt.
  Willem Ellenbroek,  de Volkskrant, dinsdag 8 juli 1986
 
 
 
 
 
 
  Couleur locale                        
  Volkskrant  23 jan. 1988    Paul Depondt
  Hugo Kaagman
       De schilder Hugo Kaagman, die in The Living Room te 
  Amsterdam exposeert, is een getemde graffiti-kunstenaar die de 
  straat voor de galerie heeft ingewisseld. Zijn spuitbus-
  schilderijen hebben niets meer te maken met wilde airbrush-
  painting waar elke Amsterdamse gevel is mee opgesierd. Hij 
  werkt met sjablonen, streng geometrisch, symmetrisch soms als 
  een opengevouwen Rorschach-tekening.
    Af en toe geeft een schilderij iets herkenbaars prijs: een 
  spiegeling van de skyline van een stad of overvliegende vogels. 
  De motieven komen uit den vreemde. Kaagman gaat uit van 
  exotische indrukken: Arabische motieven, Marokkaanse tegels. 
  Op enkele schilderijen heeft hij met gespoten verfklonters 
  marmermotieven aangebracht. Daardoor vertonen zijn doeken 
  een ietwat kille ornamentiek, eigen aan zo'n geserreerde manier 
  van werken. (Tot 19 februari 1988)  
 
  
 
 
 
 
 
  Head Supplies
  Spray-can art is characterized by a simple accesible image language. Hugo Kaagman is a spraycan 
  artist: in the early eighties the hoardings and walls of Amsterdam were not safe from his stencilled 
  emblems. On the wall of the Amsterdam Rijksmuseum Kaagman sprayed Vermeer’s milkmaid, so the 
  masterpiece could also be enjoyed, in this popularized version, outside the museum. Since his recent 
  cross over from the street to the neutral gallery space, where he has traded the spray can for the 
  airbrush technique, Kaagman’s interest in ‘the spiritual in art’ has become more pronounced.
  His canvasses with symmetrical abstractions are head supplies: they provide an effect comparable to 
  that of the mandala which is, in Eastern religions. an aid to meditation. The abstract patterns are 
  inspired by the ornamental art forms which he encounters on visits to the East –as M.C. Escher was 
  influenced by the abstract geomatrical forms of the Moorish mosaics in the Alhambra.
  Many of Kaagman’s figurative stencil paintings have a symmetrical design and bear witness to his 
  "search" into the world religions ("Coptic crosses"1988). From the four corners of Pisa (1988) identical 
  towers of Pisa point to a cenrtal place where a white cross shines.
  Text: Martijn van Nieuwenhuyzen, conservator Stedelijk Museum, Amsterdam 1990
 
 
  Uitzichtloos   
  (Parool 1978, Frans Kotterer)
  In deze krant brak "Gallerie Anus", Sarphatistraat 62, in een ingezonden brief een lans voor de graffiti-
  kunst. Een punk-winkel, - een echte bovendien, in een vroeger gegoede buurt, nu overheerst door de 
  kantoren, met het Weesperplein als voorbeeld van hoe sfeervol nieuwbouw dus niet kan zijn....................
    De werkelijke namen van de graffiti-schrijvers krijg je niet te horen, net zomin als die van de mensen in 
  de winkel. Amarillo (24) en Gretchen (20) drijven de winkel. annex uitgeverij Koekrant die een van de 
  weinige echte punkbladen uitgeeft.  
  Amarilo: "Graffiti heeft alles te maken met de uitzichtloosheid van vooral jongeren. Ze komen van
  school en er is geen werk. Ze voelen zich belazerd, krijgen een uitkering. Dan breekt de grote verveling 
  aan, de apathie. Dat is de voedingsbodem voor de Punks.
    Amarillo en Gretchen: "Graffit is de meest directe vorm van kunst. Het is het versieren van een stad die 
  steeds onpersoonlijker wordt. Kijk, je kunt ook maanden aan een etsje pielen en dat dan keurig in een 
  museum laten ophangen, maar daar schiet de gemiddelde trampassagier niets mee op. We walgen van die 
  contraprestatie-eikels."
 
 
 
 
  Kaagware
  door Renée Steenbergen NRC, 1991
 
 
  Wat is er toch met Holland? De Delfts Blauwe tegeltjes, Anton  
  Pieck-achtige taferelen en andere  neo-kitsch van eigen 
  bodem vliegen om de oren in de jonge galeries. De ex-
  graffitikunstenaar Hugo Kaagman benutte zijn stipendium 
  van het Fonds voor de Kunst  (40.000,-) niet om te reizen 
  zoals aanvankelijk het plan was, maar bleef dicht bij huis. 
  Excursies naar Marken, Volendam en de Keukenhof leidden 
  tot vierkante schilderijen waarop met behulp van sjablonen 
  oer-Hollandse taferelen zijn gespoten. In de kleuren van de 
  Delftse tegeltjes zien we de Magere Brug in Amsterdam, of 
  een windmolen, met eromheen kleine schilderingen op 
  tegelformaat van schaatsende mensen en vrouwen in 
  Volendammer kleder-dracht. 
 
  
 
  'Kaagware' werd de titel van de expositie, een variant op 
  'kraakware' (kraakporselein) zoals het serviesgoed werd 
  genoemd dat in de Gouden Eeuw uit China werd 
  geimporteerd en hier later werd nagemaakt. Het graffiti-
  verleden van Kaagman steekt nu en dan nog de kop op, 
  zoals op een doek waarop de hoofdstedelijke ME 
  tegenover  een menigte krakers staat, met de gewraakte 
  Stopera op de achtergrond. 
  De besloten opening van de tentoonstelling werd 
  afgelopen zaterdag voortgezet in het Culturele 
  Genootschap 'De Donkere Kamer', opgericht door 
  vrijwel dezelfde kunstenaars die de leiding hadden over 
  het voormalige Aorta dat zich hier vlak naast bevindt. 
  Werk van enkele van de 110 kunstenaarsleden siert de 
  muren van de piepkleine sociëteit. De gasten werden 
  getracteerd op koffie met speculaas en later gingen 
  blokjes Hollandse kaas en Amsterdamse osseworst rond, 
  compleet met de driekleur aan het prikkertje. Muziek 
  van Willy Alberti en Johnny  Jordaan schalde uit de 
  boxen en op een videotoestel was het verslag van 
  Kaagmans excursies te zien.  Dichteres Diana Ozon en 
  MaximaaI Koos Dalstra droegen hun Nederlandstalige 
  poëzie voor, terwijl achter hun hoofd dia's van een 
  Markens boereninterieur oplichtten. Nederland is mooi, 
  dat bewezen die plaatjes weer eens. Maar vanwaar die 
  fanatieke belangstelling voor het eigen erfgoed, en dan 
  vooral de 'low culture'-kant ervan? Wat Kaagman, net 
  als zijn collega's, in elk geval wil is het verschil tussen 
  'high' en 'low' opheffen -niet een nieuw idee overigens, 
  maar eerder een kenmerk van de moderne kunst. Maar 
  wat me verbaast is de serieuze toon van dit alles. Komt 
  het door het verenigd  Europa en gaan we op zoek naar 
  de eigen wortels? Het werkt op mijn lachspieren: nu er 
  in het Oostblok eindelijk aan vrije expressie gedaan mag 
  worden, ontwikkelt zich hier een kunstvorm die heel 
  goed voor staatskunst door kan gaan.
  T/m 19 jan. In galerie The Living Room,  Laurierstraat 
  70, Amsterdam, 1991
 
 
 
 
  De koningen van de ondergrondse.
   De Volkskrant 17 dec. 1992  Wilma Sutó
   
  Hugo Kaagman  
  De Nederlandse graffiti-kunstenaar Hugo Kaagman (1955) kraakte in 1977 samen met anderen een leegstaand pand in de 
  Amsterdamse Sarphatistraat. In die Periode van de Punk was het huis een brandhaard van maatschappelijk verzet, waar 
  wekelijks De Koecrandt werd gestencild. Kaagman werkte daaraan mee, maar realiseerde zich tezelfdertijd de 
  mogelijkheden van een nog directere spreekbuis: de spuitbus. Hij maakte kartonnen sjablonen die telkens opnieuw 
  gebruikt en gecombineerd konden worden en verlegde zijn werkterrein naar de straat. Op de buitenkant van het 
  Rijksmuseum verscheen zijn spuitbusversie van het Melkmeisje van Vermeer. Aldus gedemocratiseerd kon men ook in de 
  openbaarheid van het meesterwerk genieten. De voorgevel van het pand in de Sarphatistraat, sinds 1981 de Zebra-
  galerie, beschilderde hij met zwart-witte strepen. Het zebramotief, dat voor Kaagman het samengaan van verschillende 
  culturen belichaamt, is één van zijn handelsmerken geworden.
  Na een studie sociale geografie aan de 
  Universiteit van Amsterdam, reisde hij in 
  1976 naar Marokko, waar hij langere 
  tijd in de voormalige hoofdstad Fez 
  verbleef. Daar, en later ook in Senegal, 
  raakte hij in de ban van de abstracte 
  decoratiepatronen uit de traditionele 
  kunst en kunstnijverheid. De motieven 
  en schema's trok hij over op papier, om 
  ze mee terug naar Nederland te kunnen 
  nemen. Aanvankelijk alleen op 
  schuttingen en muren, combineerde hij 
  ze met typische Hollandse voorstellingen: 
  een Moors lijnenpatroon rond de 
  Amster-damse Magere Brug 
  bijvoorbeeld. Sinds 1987 reproduceert 
  Kaagman, nog altijd met behulp van 
  sjablonen en airbrush, dergelijke 
  stereotiepe symbolen uit de oosterse en 
  westerse culturen op het klassieke 
  schilderslinnen. Zijn smeltkroesachtige 
  doeken lijken eigentijdse varianten op de 
  Delftsblauwe tegel, handsprayed in 
  plaats van handmade, en vaak 
  uitvergroot tot een vierkante meter. 
  Maar hoe decoratief zijn schilderijen ook 
  zijn, de figuratieve voorstellingen 
  geabstraheerd tot blauw-witte patronen, 
  nog altijd is er een maatschappijkritische 
  boodschap in herkenbaar.
  Peace Talks is Kaagmans reactie op de burgeroorlog in het voormalige Joegoslavië.
  We zien hoe de vredesbesprekingen kalm en redelijk en eindeloos voortgaan: twee heren zitten in comfortabele stoelen 
  aan een tafel voor een vage kaart van Europa, het verscheurde land niet meer dan een abstractie achter hun rug. Gevat in 
  een ring van zebramotieven waar grote apen woest omheen in de rondte rennen, wordt het 'concentratische' beeld een 
  cynische metafoor voor de moderne beschaving. De apen, een stuk hout als primitief werktuig in hun poot geklemd, 
  verbeelden het proces van menswording: een evolutie die gezien de hier waarneembare cirkelgang slechts een 
  ogenschijnlijke vooruitgang impliceert. Opereerde de spuitbuskunstenaar aanvankelijk in de illegaliteit: in 1983 
  decoreerde Kaagman in opdracht van de gemeente Amsterdam een schutting op het Waterlooplein, in 1987 verfraaide hij 
  op uitnodiging van het Tropenmuseum de entree van dat gebouw en anno 1992 zijn de voorbereidingen voor een 57 m 
  lange muurschildering in de nieuwbouw van Schiphol in een vergevorderd stadium.
  Binnen de transferruimte van de luchthaven zullen de buiten-landse gasten in afwachting van hun overstap dankzij 
  Kaagman toch het oer-Hollandse cultuurlandschap in ogenschouw kunnen nemen. (...) De volgend jaar op Schiphol te 
  onthullen 'tegelwand' bestaat uit tot een muur aaneengeschakelde, gespoten platen laminaat. Als waren het de bekende 
  keramische beeldjes, werken Kaagmans boertjes en boerinnetjes gehuld in klederdracht tussen de wiekende molens op 
  het vlakke land, dat natuurlijk overal door water omgeven is. De pieren en de vuurtorens, het oude gemaal bij Haarlem 
  en de moderne Zeelandbrug: heel Holland-Waterwerkland is opgenomen in de decoratieve tegelpatronen. Evenals zijn 
  autonome schilderijen is Kaagmans monumentale muur een vernieuwing van de, zeker in de toeristenindustrie zeer 
  gekoesterde, delftsblauwe traditie. Shocking Blue.
 
 
  
 
 
 
  40 in de KUNSTKEUKEN 
  Hennie van de Louw,  Alert 1994, Amsterdam gallery guide.    
  Alweer een nieuwe galerie in Amsterdam, kan dat? Natuurlijk kan dat, Art Kitchen kan er rustig nog 
  bij, hoe meer zielen hoe meer kunstvreugd. Economisch selecteert het zich vanzelf wel op den duur 
  en geld is nu eenmaal noodzakelijk om rond te komen, daarnaast vergoeden oprechte inzet en liefde 
  voor he! vak al veel. Zo ne! start te Art Kitchen op de Herengracht 160 -vlakbij het bezienswaardige 
  Theaterinstituut-als sousterraingalerie van Jeannette Dekeukeleire Wat woord-spelerig zit bijna 
  'keuken' in haar naam en daarom Art Kitchen voor haar kersverse galerie, moet ze zelf weten. 
  'Kunstkeuken' zou natuurlijk ook hebben gekund, maar ja het gaat om internationale uitstraling in de 
  kunst, ook kwa culinair. Jeannette bedacht leuke groepsopeningstentoonstelling met thema 'What's 
  cooking' waarvoor ze wel 11 kunstenaars vroeg om eetachtige bijdragen te leveren die er op alle 
  mogelijke manieren, zelfs in geluid ook kwamen tot aan eetbare bloemen aan toe. Allemaal bewerkten 
  ze tevens een houten pizzabord. betekend, beschilderd, in de oven, keramisch enz" Zo'n groot houten 
  bord kan niet breken, een bijkomend voordeel. En allemaal nog te zien Van 10 december met allerlei 
  letterlijk huishoudelijk 'stof' in objecten en een ruime inbreng van Hugo Kaagman.  Hugo is partner, 
  verloofde, verkering, vriend van galeriehoudster Jeannette en o.a. daarom mede-initiator en voorlopig 
  al groepsexposant. amdat ook iets te vieren altijd prima is wordt medio december de gelegenheid 
  aangegrepen voor een 'solo' van Kaagman als overzichtstentoonstelling, zeg maar 'retrospectief'.  
  Beetje aanleiding is da! Hugo 40 wordt en vader want z'n Jeannette is hoogzwanger en zal tijdens de 
  expositieperiode een nieuwe wereidburger baren. Van Hugo wordt in cassette een vierledige 
  boekuitgave geproduceerd met z'n handel van de afgelopen jaren. Van Punk Files via 
  muurschilderingen en Delftsblauwe schoteis tot Moroccan Motives. Er is nog altijd Kaagmans 
  geschilderde Marokkaanse toegangspoort van het Tropenmuseum die binnenkort in opdracht een 
  vervolg krijgt. ap vele andere plaatsen waaronder Schiphoj en de Jordaan nog grootse 
  muurversieringen Veelal Delftsblauw met airbrush gespotenen soms met Willy Alberti of Tante Leen 
  erop, real Dutch. Van dat overigens perfecte Delftsblauwe begint Kaagman nu wat af te komen naar 
  noem 't wat meer boerenbont of zo, kan allemaal. Uit Hugo's punkverleden stamt nog wel de ambitie 
  om net als toen voortdurend een eigen periodiekje uit te brengen. Vandaar in het kantoor van Art  
  Kitchen behalve de hedendaagse computer nog een heuse stencilmachine voor getikte 
  reproduceerbaarheid, daar komt wel weer een blaadje van Hugo.'lk ben 17 jaar in de kunst bezig, 
  noem deze tentoonstelling '40 jaar Kaagman'. Klinkt vol en gerijpt. Hij toont o.a. eet- en 
  tegelobjecten met invloeden uit Japan waar hij eens was. En nu ook nogal wat Franse inspiratie met 
  zelfs een hompje stokbrood, rode wijn, stukje schimmelkaas en chansons Als een eerbetoon aan de 
  net 60 geworden -alsof da! wat uitmaakt- diva Brigitte Bardot. Met miniem schouderbandje en wel 
  heel zwoele lippen waartussen sigaret was BB een bevrijdend voorbeeld Ne! in la Bardots woon-plaats 
  Saint Tropez wilde Hugo Kaagman haar een door hem gemaakt aan haar gewijd kunstwerk offreren, 
  maar dat lukte nog even niet. BB schijnt eenzaam en teruggetrokken te leven, was elders bij wellicht 
  haar zeehondjes. Hoort zo bij een symbool bij wie de eigen relaties niet helemaal wilden lukken 
  Kaagman toont ook de aan een stevig leven overjeden Serge Gainsbourg van wie elke verzamel-cd 
  elke keer weer de met Jane Birkin gezongen wereidhit 'Je t'aime moi non plus' laat horen. Moi je vous 
  aime Delftsblauw Franse beeldende punk van Kaagman bij Cuisine d' Art.
 
  
 
  Exposition "40 years Kaagman" 
  December 1995 ArtKITCHEN gallery, Amsterdam
 
 
 
 
  Delfts Blauw, Inspiratie voor nieuw design  - JAARGANG 3 - Nummer 2, Maart/April 2005 
 
  
 
  'IK BEN ER HARD OM UITGELACHEN'
   
  Hij bespoot de staarten van twintig Boeings met 
  delftsblauwe patronen en voor de HEMA 
  bewerkte hij er een servies mee. Hugo 
  Kaagman (49) brak internationaal door met zijn 
  fascinatie voor Delfts blauw. Terwijl hij als 
  graffiti artiest toch uit een compleet andere 
  wereld komt.
    In de jaren tachtig, pas afgestudeerd aan de 
  kunstacademie, kwam Hugo in de 
  punkbeweging terecht. Daar had de graffiti net 
  zijn intrede gedaan."lk had natuurlijk ook 
  gewoon kunstschilder kunnen worden, maar dit 
  was iets nieuws en het sprak een ander publiek 
  aan. Old school graffiti heet het nu,dat was nog 
  voordat de hiphopbeweging er iets mee ging 
  doen. We hadden in die tijd het tij behoorlijk 
  tegen Er was veel werkloosheid, zelfs al had je 
  diploma's op zak, dus moest je het maar zelf 
  doen. Kunst is heel elitair en ik wou dat door de 
  graffiti doorbreken. Mijn filosofie is do it 
  yourself, en dat ging heel makkelijk met 
  spuitbussen." Na de spuitbus kwam de airbrush, 
  een soort spuitpenseel waarmee veel 
  makkelijker en fijner gespoten kan worden. 
  Omdat er elektriciteit voor nodig is, verhuisde 
  Hugo van de straat naar het atelier. Daar werkte 
  hij met sjablonen, geïnspireerd op patronen uit 
  Afrika, aan tegels en mozaïeken. "In 1990 dacht 
  ik ik haal alles van ver, laat ik ook eens in eigen 
  land kijken. Ik heb de Keukenhof bezocht, ben 
  naar het Paleis op de Dam gegaan, kortom, ik heb alles gezien wat toeristen hier zien. En Delfts Blauw 
  bleef hangen:
  Toen Hugo ermee begon, min of meer voor de grap, zat Delfts blauw nog erg in de hoek van 
  bloemetjesbehang en vitrage. Hij  shockeerde zijn omgeving ermee. Vooral ook met de levensliederen die 
  hij bij zijn exposities draaide. "Daar ben ik echt hard om uitgelachen. Toch vond de kunstwereld dit 
  delftsblauwe werk in eerste instantie leuk, ik heb toen ook heel veel publiciteit gehad. Maar al gauw zeiden 
  ze dat ik er beter mee kon stoppen; de grap was overgekomen. Maar het ging zo goed en ik vind het zelf 
  zo mooi, dat ik ermee doorging. Ik vind Delfts blauw niet onderdoen voor andere, buitenlandse culturele 
  uitingen."
  Tekst: Natasja Kuipers, Fotografie: Sascha van Schalkwijk
 
  
 
 
 
  Hugo Kaagman, de belangrijkste spuitbuskunstenaar 
  van Nederland, zit onmiskenbaar in de lift. Ooit 
  begon hij als graffiti-artiest die de Amsterdamse 
  muren ongevraagd verfraaide met zijn schilderingen: 
  wild sjablonen met een humoristisch karakter.
  Ondanks de anarchistische inslag van dit werk 
  oogstte het werk van Kaagman waardering bij de 
  Gemeente Amsterdam, hetgeen resulteerde in 
  diverse opdrachten. Zo beschilderde hij onder andere 
  een honderd meter lange schutting rondom het oude 
  Waterlooplein, waarvan een gedeelte werd, 
  aangekocht door het Historisch Museum. Ook 
  bewerkte hij een fietstunnel in Amsterdam-Oost, en 
  de ingang van het Tropenmuseum. Maar de 
  belangstelling voor deze zogenaamde murals bleef 
  niet beperkt tot Mokurn. Kaagman werd uitgenodigd 
  om ook in Athene en Berlijn muurschilderingen te 
  vervaardigen.
   
 
 
  DE HEMELSE INSPIRATIE VAN HUGO KAAGMAN
 
 
  Playboy, 1990, INSIDER
  Tekst Arthur Lava en Thijs Mast
 
 
  In 1986 maakte hij een cross-over van de straat naar 
  de galerie. Hij ging op doek werken en ruilde de 
  spuitbus in voor de airbrush-techniek. Gevraagd naar 
  het waarom van deze overstap anwoordt Kaagman: 
  'Mijn werk is niet per se underground. Ik vind dat ik 
  ook door museumdirecteuren serieus genomen moet 
  worden. En die bereik je via de galeries.' Met zijn 
  nieuwe werk exposeerde de autodidact Kaagman in 
  1988 in de vooraanstaande galerie The Living Room. 
  In datzelfde jaar was zijn werk te zien op een 
  groepstentoonstelling in Keulen. Dit jaar exposeert hij 
  zowel in Stuttgart als Madrid en, naar het zich Iaat 
  aanzien, eveneens in de culturele hoofdstad van deze 
  eeuw: New York. The sweet smell of succes. 
  Kaagman: 'Ik heb het anders vérrekte arm gehad. 
  Maar tegenwoordig kan ik van mijn werk leven.' Wie 
  de kleurrijke schilderijen van Kaagman bekijkt wordt 
  onmiddellijk ~offen door de veelheid van exotische 
  invloeden: met name Islamitische symboliek, Rasta-
  motieven en voorstellingen uit Oosterse religies 
  spelen een belangrijke rol. Over deze spirituele kant 
  van zijn werk zegt Kaagman: 'Ik bezit een religieuze 
  interesse, ik onderzoek de wereld-religies, want een 
  deel van de inspiratie voor een kunstwerk moet nu 
  eenmaal uit de hemel komen.'
 
 
 
 
  Iedere Amsterdammer kent zijn werk. Hugo Kaagman (33) heeft meer hoofdstedelijke muren beschilderd dan 
  enige andere kunstenaar.
  Jonge graffitischilders zijn al yuppie als ze beginnen
                     
 
 
  DE MULTICULTURELE KUNST
  V A N   H U G O    K A A G M A N
 
 
  MAN november, 1989, jaargang 16.     JAN MIDDENDORP          
 
 
  Hugo Kaagman: 'Ik ben geboren in Haarlem, en een 
  belangrijk deel van mijn jeugd heb ik doorgebracht in de 
  Kennemer Duinen. Maar toen ik wat groter werd zag ik 
  opeens ook de Hoogovens. De duinen van mijn jeugd heb 
  ik teruggevonden in Marokko. Op mijn zestiende ben ik 
  gaan reizen, richting Noord-Afrika. Later ben ik ook op 
  Trinidad geweest en in Suriname. Eigenlijk kwam het 
  door de muziek want muziek die je hier leert kennen 
  maakt je nieuwsgierig naar een cultuur, en je gaat kijken. 
  Het leven is immers één groot onderzoek.
    Toen ik in '76 thuiskwam van een reis naar Marokko was 
  de punkbeweging uit Engeland overgewaaid naar 
  Amsterdam. Dat ging gepaard met fanzines, dadaïstische 
  tijdschriften met collages van letters en beelden. Wij zijn 
  toen begonnen met de Koekrandt. Dat blad bestaat nog 
  steeds, het is overgenomen door anderen. Het is nu het 
  beste punkblad van Nederland. Graffiti hoorde erbij. De 
  held van mijn strip in de Koekrandt was een beertje, dat ik 
  op allerlei plaatsen in de stad liet verschijnen. Ik heb me 
  meer en meer op de spuitkunst toegelegd. De gevel van 
  ons huis op de Sarphatistraat gaf ik steeds een 
  nieuwaanzien, en ik verwerkte er allerlei elementen in uit 
  de punkcultuur, uit de reggaecultuur en uit Afrika.
    Ik heb vanaf het begin Afrikaanse motieven in mijn werk 
  gebruikt. Punk alleen vond ik te stadsgebonden, het is 
  echte suburb-cultuur. En het heeft suicidale kanten: een 
  neiging tot zelfvernietiging. Door er een andere cultuur 
  tegenover te zetten kun je dat omkeren in zijn tegendeel. 
  Wie in Afrika zijn omgeving wil veranderen, kan een 
  kwast pakken en iets maken, zonder zich zorgen te maken 
  om de bureaucratie. Punk en de Afrikaanse cultuur zijn 
  twee uitersten, maar komen daar weer samen. In Afrika is 
  de kunst iets ambachtelijks, ze heeft een functie. Het zijn 
  geen overbodige produkten waar niemand om gevraagd 
  heeft. Toen ik in Afrika zat te tekenen en te schilderen 
  kreeg ik meteen opdrachten - een kunstenaar heeft daar 
  een rol in de samenleving. Ik ben er heel geleidelijk toe 
  gekomen om mezelf kunstenaar te noemen. In het begin is 
  het vandalisme. Je doet dingen die niet mogen, en je vindt 
  dat je het moet doen omdat het grensverleggend is. Ik 
  raakte ervan overtuigd dat ik bezig was met een nieuwe 
  kunststroming. Maar het heeft nog tot '84 geduurd voor de 
  graffiti door de rest van de maatschappij serieus genomen 
  werd. Dat kwam vooral door de hip-hop graffiti, de 
  Amerikaanse stijl met veel grote letters. Hier werd het een 
  soort yuppie graffiti; snel geld verdienen met het spuiten 
  van de rolluiken van de slager om de hoek.
 
 
    Er is veel rivaliteit tussen de spuiters, en ze bespuiten 
  vaak elkaars werkstukken. Mijn dingen worden wel 
  gerespecteerd. Ik ben, zoals dat heet, een graffitimeester. 
  Als je je eigen werk serieus neemt, moet je ook dat van 
  een andere respecteren. Een mooi gebouw moet je 
  ontzien. Maar “tags”, mooie vignetten, op toeristische 
  plekken en op toiletten, dat blijft leuk. Ik heb laatst nog 
  mijn naam op de Berlijnse muur gespoten.
    De schutting rond het Stoperabouwterrein, de 
  Transvaaltunnel,dat waren mijn eerste grote opdrachten. 
  Een werk wordt tien keer zo mooi als je er de tijd voor 
  kunt nemen. Als het legaal is. We hebben vaak genoeg 
  stiekum moeten werken. Ik ben verschillende malen ‘s 
  nachts opgepakt door de politie. Het liefst werk ik in 
  opdracht; het gaat om het resultaat. Eigenlijk is de staat de 
  beste opdrachtgever die er is. De middenstand bemoeit 
  zich met de inhoud van wat je doet, de overheid niet. De 
  keus om schilderijen te maken, die verkocht kunnen 
  worden, dat is voor mij de consequentie van het feit dat ik 
  mezelf serieus neem. Mijn werk is niet per underground, 
  het is voor de hele cultuur bedoeld. Ik vind dat ik ook 
  door museumdirecteuren serieus genomen moet worden. 
  En die bereik je alleen via hun eigen wereld.
     
    De financiële kant? Ja, die is belangrijk, de BKR bestaat 
  niet meer, en ik vertik het om een uitkering aan te vragen. 
  Dat zou een stap terug zijn. Het is heel belangrijk om nu 
  een galerie te hebben, want aan al die mensen die je 
  atelier komen bezichtigen verkoop je nooit iets. Het 
  betekent wel dat ik niet zo snel weer gratis in de straat zal 
  gaan schilderen. Dat hoort bij de volwassenwording. Dat 
  ik nog zolang dingen op straat heb gedaan, dat is echt een 
  soort oprekken van mijn jeugd geweest. Verleden jaar nog 
  ben ik met het graffiti-gilde de metro ingegaan. Zij porden 
  me op: je bent graffitimeester, dan moet je ook wat doen. 
  Ik werd om twaalf uur ’s nachts opgehaald, en ik moest 
  mee op pad. De nieuwste trend is om het hoog op 
  gebouwen te doen. Op daken. En daar haak ik af. Hoog 
  boven de grond op een richeltje gaan staan om iets te 
  spuiten, dat is me te riskant. Daar voel ik me nu te oud 
  voor. Maar als iemand nu begint, dan moet hij wel als hij 
  wil opvallen. Of het me kwalijk wordt genomen dat ik in 
  een galerie hang? Nee, dat willen die jongens allemaal. 
  Dat is de geest van de tijd. De jonge graffitischilders zijn 
  al yuppie als ze beginnen."
 
 
  