HUGO KAAGMAN  STENCIL KING
 Zaterdag 7 april 2007 AMSTERDAM   Door Hans Plaggemars     Foto's Sander Nieuwenhuis
Graffitikunstenaar Hugo Kaagman (52) heeft zijn werkterrein van de straat naar zijn atelier verschoven. Hij is blij met de nieuwe generatie streetart-artiesten. "Vroeger wilden we provoceren, dat zie je nu gelukkig weer."   “De verleiding is best groot om daar nu even wat op te spuiten, vooral nu de conducteur net is ingestapt”, zegt Hugo Kaagman als de intercity richting Schiphol op het punt staat om station RAI te verlaten. In een voormalige kiosk op het treinperron huist sinds december 2005 het atelier van de 52- jarige Amsterdamse graffitikunstenaar, die heel zijn leven besteedt aan de sjabloonkunst. Nieuwe artiesten, met schuilnamen als Dolk, AD, T. en MIR*, lijken de Amsterdamse street-artscene op dit moment nieuw leven in te blazen.   “Ik ben heel lang alleen geweest. Nu voel ik me weer deel van een beweging worden. Dezelfde idealen gelden weer”, zegt Kaagman, die blij is dat het sjabloneren de laatste tijd weer terugkomt in het Amsterdamse straatbeeld. “Toen ik dertig jaar geleden begon, eind jaren zeventig in de punktijd, hadden we een politieke boodschap die op kunstgebied lag. We wilden provoceren. Dat zie je nu weer”, legt de straatkunstenaar uit. Kaagman doelt daar mee op het graffitipiece waarop Anne Frank met een Palestijnse sjaal om wordt afgebeeld. Het werk van de anonieme kunstenaar T., dat op vele bouwschuttingen en muren opdook de afgelopen maanden, lijkt voor de nodige oproer te zorgen. “Toen ik dat werk zag, dacht ik: dit is een statement. Ik houd van humor. Ze heeft iets wat ze normaal niet heeft en het is realistisch gemaakt. Zo begon ik dertig jaar geleden”, zegt de 'godfather’ van de Nederlandse sjabloonkunst over de door T. gemanipuleerde beeltenis van Anne Frank.   Op sommige plekken werd ‘Banned Frank’, zoals T. zijn werk zelf noemt, overgeschilderd of zoals op het Museumplein, bij de omheining van het nieuwbouwterrein van het Stedelijk Museum,  voorzien van een hart met peaceteken, in plaats van de bekende Palestijnse sjaal. Volgens Kaagman precies wat een kunstenaar wil bereiken met zijn werk: “Kunst is communicatie. Je maakt iets en je wil daar een reactie op.”   Zelf wil maker T. niet veel kwijt over zijn pieces. “Het gaat er niet om wat ik er allemaal van vind, maar wat andere mensen er van vinden. Ik probeer bij te houden hoe snel mensen ze verwijderen. Het lijkt soms alsof mensen heftiger reageren op mijn werk dan op de Israel-Palestina kwestie zelf. ‘Banned Frank’ staat voor mij voor verzoening. Mijn intenties zijn van positieve aard en ik ga door zolang het leuk is”, zegt T., die liever zo weinig mogelijk van zijn identiteit wil prijsgeven.   Niet voor de mythevorming, maar puur om praktische redenen, denkt Kaagman, die zelf al dertig jaar lang doorgaat. “Het blijft illegaal. Je kan natuurlijk gearresteerd worden. Met als toetje het betalen van de schoonmaakkosten en die zijn meestal niet gering.” Minder vaak dan vroeger gaat hij nu zelf de Amsterdamse stegen in om pieces te zetten en daarmee statements te maken. “Ik heb twee kinderen. Als ik nu opgepakt wordt, dan is het echt lullig”, legt Kaagman uit.        Geleidelijk is zijn werkterrein steeds meer van de Amsterdamse straten naar zijn atelier verschoven en de vele pseudoniemen waaronder hij ‘tagde’ heeft hij in een ver verleden al opgegeven. Sinds zijn eerste commerciële opdracht, toen hij in 1985 op verzoek van de gemeente de Transvaaltunnel  in Amsterdam Oost sjabloneerde, werkt hij gewoon onder zijn eigen naam, die ook buiten onze landsgrenzen bekend is geworden. Zo sjabloneerde hij de staartdelen van vijf vliegtuigen van British Airways en zijn de Delftsblauwe patronen die zijn werk zo herkenbaar maken sinds 2000 ook in Sarajevo in het straatbeeld te zien. Maar ook dichter bij huis zijn door Kaagman gerealiseerde kunstprojecten te bewonderen. Ook op het perron van een ander treinstation, spoor 2B van het Amsterdams Centraal Station, is hij opnieuw met zijn Delftsblauwe gesjabloneerde tegels overduidelijk aanwezig. En ook de wachthuisjes aan de achterkant van hetzelfde station zijn van zijn hand. “Zelfs als ik legaal en betaald in opdracht werk maak ik nog wel eens mee dat een gemeenteambtenaar agressief tegen me uitvalt, omdat ik aan het spuiten ben”, zegt de kunstenaar.    Sinds hij in 1977 met graffiti begon werd hij maar een enkele keer gepakt. Tweemaal moest hij de reinigingskosten betalen: een kostenpost van ongeveer driehonderd euro. “Ze pakken al je spullen af. Ook je sjablonen. Het heeft me wel eens een jaar gekost om die terug te krijgen van de politie. ”, vertelt Kaagman.   In de afgelopen decennia maakte hij er duizenden.  Handmatig snijdt hij ze uit, het liefst uit dik karton, zodat ze stevig genoeg zijn en dus langer meegaan. “Een spuitbus is een toverapparaat. Je neemt je sjabloontje, je drukt op een knopje en je hebt meteen wat”, legt de sjabloonspecialist simpel uit.   Een piece is dan ook binnen ‘no time’ gezet en met een iemand op de uitkijk, lijkt de kans om gepakt te worden klein. “Volgens mij was het in een boek van Banksy dat ik het gelezen heb. Hij zegt, dat de beste manier om het te doen is om een overal aan te trekken en de radio keihard aan te zetten. Net naast de zender, zodat iedereen denkt dat je een domme arbeider bent. Gewoon overdag. De meeste mensen zijn dan namelijk met hele andere dingen bezig”, legt Kaagman grijnzend uit. Daarmee is volgens de 52-jarige ‘godfather’ van de Nederlandse sjabloonkunst meteen een grote inspiratiebron voor de huidige generatie stencilartiesten genoemd: Banksy. Het werk van de anonieme Engelse kunstenaar geniet door zijn ‘life size pieces’ vrijwel in de hele wereld bekendheid. Met afbeeldingen van bijvoorbeeld zoenende ‘bobbies’ en een cokesnuivende politieagent siert Banksy al jaren het straatbeeld van de grote Engelse steden. Ook zijn recentelijk verschenen boek ‘Wall and Piece’ lijkt een succes.   “Wat je nu ziet is, dat er hele grote sjablonen gebruikt worden. Dat gebeurde in Amsterdam nog niet eerder. Het is niet zo maar een dingetje: het heeft impact”, trekt Kaagman de vergelijking tussen Banksy en kunstenaars als MIR* en T. door. “Het fotorealisme maakt het herkenbaar. Het is een beetje zoals iconen. Op internet zijn plaatjes ook vaak belangrijker dan tekst. We leven in een beeldcultuur. Een plaatje zegt vaak meer dan duizenden letters bij elkaar.”   Vakmanschap, originaliteit en zeggingskracht maken volgens hem het werk van Banksy zo goed. ”Het is niet alleen techniek. Goede ideeën, maken goede kunst. Als je hetzelfde doet dan ben je een nepper. Wat deze nieuwe gasten, T. en MIR* doen daar kijk ik met plezier naar.
"Ik voel me weer deel van een beweging"
Benno Premsela in front of his favourite piece Kaagman's :"Amsterware", 1 - 1m. 1993
Hugo Kaagman at The Living Room. (Amsterdam, Netherlands)  Janet Koplos, Art in America, 1993
  In the early '80s Hugo Kaagman was a graffiti artist, leaving images in public places and publishing a newspaper, both by the spray-and-stencil method. He went legit with a show at The Living Room in 1988, and he now does his stenciling on canvas. Yet if he's abandoned the ragged surfaces irreverence and topicality of his earlier work. In about a dozen works here, he piled up patterns, pop images and cliches, blending game-playing and social commentary with an engaging energy. Several works have to do with eating, a pedestrian theme probably inspired by his repeated use of blue-and-white Delft ceramics as a motif. Dinner Ware depicts four place settings in which pseudo- souvenir plates record the charming and the not so: a skater (Hans Brinker?) before an industrial scene, a canal, row houses and a dreary modern apartment block. In another work, Kaagman depicts sharks on plates on a red-and-white check tablecloth that is seen from above so that it is coterminous with the canvas. There was a lot of variety and a lot of repetition in this show. The urban iconography, while not exactly cheerful, lacks the hard edge of comparable observations by American artists. In one work a gorilla carrying a club wheels around the perimeter of a Delft plate on which two silhouetted men negotiate before a map of Europe. Presumably this is an Optimistic political observation of sorts, the men's behavior being preferable to the ape's. In World '92 the summary is mixed: riot police, ships, bicycles, goods being transported on camels, an astronaut, miners with wheelbarrows, the Taj Mahal and street sweepers surround a map of the continents on a tiled background. And Dutch Interior adds to tulips and a windmill some of the grittier emblems seen on other can. vases, with the notable addition of a radioactivity warning symbol. In Spray Art, Kaagman seems to look back at his "career." A silhouetted figure is seen before a brilliant yellow-and-green background as the cloud of spray and the drips of his handiwork turn history - Roman aqueducts and Delft tiles - into a dream. Kaagman's subject matter is serious, yet the works are characterized by ebullience; his jumbling of images is disorderly, but every canvas is a stable square and there's often an almost mandala-like overall symmetry. Surprisingly, the prime characteristic of these works is not the fierceness or flamboyance associated with street graffiti in the US, but a sense of balance. (Amsterdam, Netherlands) Janet Koplos. Full Text: © Brant Art Publications Inc. 1993
Gesloten deuren Peter Verhoeff laat zien hoe een commissie subsidies verdeelt.      Vrij Nederland 9 september 1989 door William Rothuizen   Ook de Amsterdamse kunstenaar Hugo Kaagman krijgt atelierbezoek. Hij is nijver met zijn spuitbus in de weer en praat opgewekt over zijn werk, zelfs nadat een commissielid, kijkend naar een reeks afbeeldingen van boedha’s, heeft opgemerkt: 'Dat doet denken aan beeldjes uit een kitschwinkel' De commissie bekijkt in beslotenheid Kaagman's dia's en stelt vast dat ze hier met een onbekommerde schilder te maken heeft: ' Alleen zijn techniek, met de spuitbus, is modern, maar verder is alles erg traditioneel.' 'Toch blijmoedig werk.' 'Als kunst te mager.' 'Maar hij heeft duidelijk een eigen standpunt, een eigenzinnigheid, dat appreciëren we.' 'Het gaat hier om een fenomeen.' 'Dus we subsidiëren een fenomeen?' vraagt de schilder Jan Beutener. Hugo Kaagman zal zeker niet klagen over de hem toegekende werkbeurs van 42.000 gulden, maar het zien van de film was voor hem geen onverdeeld genoegen. Het deert hem met dat een commissielid in zijn atelier het woord 'kitschwinkel' laat vallen. Kitsch mag, in dit postmoderne tijdperk. Maar het irriteert hem dat hij door de beoordelaars min of meer wordt gezien als iemand die blijmoedig en onbekommerd tekeergaat met een spuitbus: 'Alsof het mij allemaal heel' gemakkelijk afgaat, terwijl ik het mezelf toch behoorlijk moeilijk rilaak. Het is niet zo dat ik mooie plaatjes probeer te maken. Je probeert gelaagdheden aan te brengen, betekenissen. Je schildert de dingen vaker weer weg dan dat je ze laat staan. Onbekommerd! Alsof je dat aan mijn werk kunt aflezen.' Hugo Kaagman is autodidact en probeert al twaalfjaar als beeldend kunstenaar op eigen benen te staan. Hij komt uit de graffitihoek, werkte veel op straat (bespoot onder andere een muur op het Waterlooplein) en werkte mee aan onorthodoxe uitgaven. Een aanvraag voor toelating tot de BKR werd ooit afgewezen nadat de deskundigen zijn airbrush-techniek veroordeelden ('meer iets voor de reclamewereld'). Maar toen de graffitikunst vanuit Amerika oprukte tot in Nederlandse galeries en het Stedelijk Museum, wijzigden de beoordelaars hun standpunt en kon Kaagman de laatste twee jaar dat de BKR nog bestond van deze regeling profiteren. Daarna vroeg hij subsidie aan bij WVC, maar dat pakte niet goed uit. 'Die afwijzing heeft me erg kwaad gemaakt.' Hij heeft niet geaarzeld mee te werken aan de film, want het is reclame: 'Mijn opvattingen over kunst en carrière lopen gelijk op met veranderingen in de maatschappij. In die zin: punk was idealistisch, je mocht niks verdienen en het werken aan blaadjes en het maken van graffititekeningen deed je voor niks, dat was voor iedereen. Maar je moet natuurlijk toch ook wel eens wat verdienen. Zodra je begint te verkopen, word je overvallen door de belastingen.Dat helpt eraan meedatje houding verandert. Je gaat verkennen wat er op de grote kunstbeurzen gebeurt. Je stort je in de harde concurrentie. Dan is zo'n positief oordeel van de commissie van het fonds natuurlijk goed voor je naam. Je ziet tegenwoordig een omgekeerd BKR-verhaal. Vroeger werd gezegd dat juist kunstenaars die weinig geld hebben, geholpen moeten worden, die kregen zo een kans. Nu is het zo dat het geld steeds vaker terechtkomt bij kunstenaars die al bekendheid hebben en steeds beter gaan verkopen. Ik zeg niet dat kwaliteit geen rol speelt, maar bekendheid, reclame en contacten worden steeds belangrijker. Handel, daar gaat het om. Kun je leuk over lezen in Gimmick! van Joost Zwagerman.' (In Gimmick!, een nogal cynische schildering van de eigentij~e Amsterdamse kunst-scene, zegt kunstenaar . Eckhardt: 'Er zijn geen goede of slechte kunstenaars meer, er zijn kunstenaars mét gelden er zijn kunstenaars zónder geld en de kunstenaars zonder geld zijn eigenlijk helemaal geen kunstenaars.')  'Vroeger werkte ik autonoom,' zegt Kaagman, 'maar later blijkt dat je wel degelijk een galerie nodig hebt en dat je allerlei openingen moet aflopen en allerlei contacten moet aanknopen. Je weet hoe het in de werkelijkheid toegaat: cafés zijn belangrijker dan het atelier. Het ja, een ons-kent-ons-wereld en alles hangt van vooroordelen aan elkaar. Als er een film wordt gemaakt over de manier waarop zo'n beoordelingscommissie werkt, zie ik dat als een soort glasnost. Laat alles maar boven water komen, want de situatie is hier nogal middeleeuws. De kunstbeoordeling blijft een subjectieve zaak en vriendjespolitiek is er altijd, zelfs onbewust. Je ziet in de film hoe zo'n soort rechtbank werkt. Mijn reactie is dan: ik had er liever zelf bij gezeten, dan had ik vanuit het beklaagdenbankje dat onbekommerde kunnen tegenspreken. Je wordt aangevallen, maar je kunt je niet verdedigen.'
Meneer Kaagman                                        12 januari 2006 Mevrouw van tekenen denkt, kom we gaan onze lieve leerlingetjes kunstgeschiedenis geven. Vind ik wel leuk hoor, daar niet van! Maar krijgen we huiswerk. Moet je iets van Hugo Kaagman op zoeken, via zijn site. Oh mijn god wat een maffe site. Dit is echt de mafste, vreemdste, gekste, idiootste site die ik heb gezien en ik ben geen steek verder gekomen! Die Hugo Kaagman is me er eentje hoor! Meneer Kaagman, hierbij zeg ik dat U niet spoort. Maar dat is wel positief bedoelt hoor! Ik vind het wel een lijpe site, maar gewoon vreemd. Zo, lekker puh. Liefs, Mloesje
Beste Hugo Kaagman, Ik ben uit 1974 en in de plantagebuurt opgegroeid. Daar hebben uw muurschilderingen (zebrahuis, stoperabouwschutting, tropenmuseum en diverse andere plaatsen) enorme indruk op me gemaakt. Ik ben tegenwoordig zelf grafisch ontwerper (en ex graffitier) en voel me verbonden met je werk. Ik wilde je middels dit mailtje even bedanken voor het werk dat je hebt gemaakt en de inspiratie die je me hebt gegeven. Ik heb gisteren een poster gemaakt en toen zei een vriend dat ie op jouw werk leek. Normaal zou ik niet zo blij zijn dat een poster op die van iemand anders leek maar dit voelde echt als een compliment! groetjes Michiel        http://www.michielschuurman.nl
Kaagman, Hugo (geb. 1955) Nederlands schilder. Begon in de jaren zeventig in Amsterdam als graffiti-kunstenaar. Later schildert Kaagman vooral op doek. Door het gebruik van spuitbussen in combinatie met sjablonen, die binnen een werk meerdere malen worden gebruikt, bereikt hij ritmische of decoratieve patronen. Zijn speciale belangstelling gaat uit naar zebramotieven, Noord-Afrikaanse patronen en oud-Hollandse motieven als Delfts blauwe tegels. Daarnaast maken hedendaagse motieven als kernraketten, injectiespuiten of stripfiguren onlosmakelijk deel uit van zijn werk. Schilders van A tot Z -- Copyright © 1999, 2000, 2001 Uitgeverij Het Spectrum
Back to menu
Het ParoolZaterdag 7 april 2007 AMSTERDAM Door Hans Plaggemars  Foto's Sander Nieuwenhuis