HUGO KAAGMAN STENCIL KING
Recensie TUBELIGHT 69
Patronengek in Tukkerstad
STADSHAARD ENSCHEDE
Hugo Kaagman
oplevering 2010
Voormalig Grolschterrein (hoek Deurningerstraat/Beekstraat), Enschede
10-07-10 / Yasmijn Jarram / TL #69
Een versierde pijp van 42 meter rijst sinds een paar maanden uit boven de
Roombeek, de Enschedese wijk die werd getroffen door de vuurwerkramp. De
toren van een nabijgelegen kerk steekt er wat beteuterd bij af. De pijp wordt
gedragen door een 10 meter hoog gebouw dat nog het meeste wegheeft van
een oude Twentse textielfabriek, of misschien een moskee. Het gevaarte is
bedekt met ongeveer 1300 glanzende Delfts blauwe metaalplaten van 1 bij 1
meter. Het is een fata morgana te midden van de omringende bouwterreinen
en auto's. Dit is de nieuwe ‘stadshaard', die de Roombeek voortaan van
warmte moet voorzien. Onzichtbaar wordt hij niet, dacht de gemeente, laat
hem er dan ook maar goed uitknallen. Een klus die werd toevertrouwd aan
graffitikunstenaar Hugo Kaagman (1955), Nederlands enige echte ‘überstreet
artist', zoals hij op zijn website met enige zelfspot vermeldt.
Zelfs wie Kaagman niet kent, heeft zijn karakteristieke werk waarschijnlijk wel
eens gezien. Kaagman laat al sinds de jaren zeventig zijn spuitsporen na in
het Nederlandse straatbeeld. Aanvankelijk was hij vooral actief als politiek
activist binnen de kraakbeweging, geïnspireerd door de punk- en
reggaecultuur. In de Amsterdamse Sarphatistraat is nog altijd het Zebrahuis te
vinden, een voormalige punkbolwerk dat Kaagman in 1977 van plint tot plafond
onder handen nam. In de jaren negentig ontdekte hij, naast canvas, het Delfts
blauw. Inmiddels heeft zijn werkterrein internationale en bovendien
commerciële proporties aangenomen. Zo ontwikkelde hij in 2001 een lijn voor
de HEMA en was hij onlangs te gast in het tv-programma Koffietijd. Maar het
lijkt zijn street credibility niet te schaden. Nog steeds is hij regelmatig te
spotten in de Amsterdamse binnenstad, gewapend met spuitbus en sjabloon.
Underground en glamourous tegelijk; daar kunnen maar weinig kunstenaars
mee weg komen.
Voor zijn ontwerp van de stadshaard ging Kaagman op verkenningstocht door
de Tukkerstad, om vervolgens stukjes Enschede te vertalen naar sjablonen.
Het resultaat is een soort canon van de stad, gesitueerd op de voormalige plek
waar de voor Enschede iconische Grolschfabriek stond. Blanco tegels
wisselen bedrukte exemplaren af; als komma's in een zin houden ze de
compositie in balans. Op het eerste gezicht zijn de beeltenissen simpel,
letterlijk en vooral Hollands: Beatrix fietsend langs een molen, een oude
stuiver, een koe. Dan vallen verwijzingen naar Enschede op: het stadhuis, Jan
Cremer op zijn motor, het brandmonument op de Oude Markt en uiteraard een
flesje Grolsch. Terwijl een brandweerman duidt op het verleden van de plek,
wordt de functie van het gebouw geïllustreerd door (wind)molens,
elektriciteitsmasten, een stekker en stopcontact. Hier en daar zwerven iconen
uit de populaire cultuur, zoals een Dragonball Z poppetje en het logo van
Ferrari.
Ook Kaagmans verleden komt terug in het ontwerp. Zo zijn punkheld Sid
Vicious, reggaekoning Bob Marley en een rat te zien - Dr. Rat was in de jaren
zeventig de Nederlandse equivalent van Vicious. De rat doet echter ook aan
iets anders denken. Volgens de Chinezen, op wier porselein het Delfts blauw
geïnspireerd is, is het dier een symbool voor aanpassing en overleving.
Opeens lijken ook andere ogenschijnlijk willekeurige (vaak eerder door
Kaagman gebruikte) afbeeldingen nieuwe betekenissen te krijgen in deze
Enschedese context. Vrouwe Justitia waakt over het nog altijd niet opgeloste
mysterie rond de ramp, verderop biedt een paraplu bescherming tegen
toekomstige rampen en ongelukken. Een vlinder dient als symbool voor
gedaanteverwisseling, een lachende zon representeert de bron van alle leven.
Ook kruipt ergens een meikever, die volgens Zuid-Amerikaanse indianen het
leven na de dood representeert en in de Berberse cultuur symbool staat voor
beweging. Deze interpretaties zijn wellicht ver gezocht of zelfs kitscherig, maar
dat is precies de grens die Kaagman in zijn werk opzoekt. Het past bij de
gezapigheid van de spreuken op Delfts blauwe tegeltjes.
Als graffitikunstenaar kun je niet altijd rekenen op draagvlak vanuit de
samenleving. De reacties van Enschedeërs op het bouwwerk lopen dan ook
uiteen, van 'aanwinst' tot 'aardgascrematorium'. Geheel conform de huidige
politieke tendens heerst er ook verontwaardiging over de gelijkenis van het
gebouw met een moskee: moet nu echt alles een Arabisch tintje krijgen? Wel
als het aan Kaagman ligt. Hij is van mening dat onze cultuur juist elementen uit
andere culturen moet toelaten om te blijven bestaan. Daarom krioelt de Friese
plomp tussen statige, Moorse motieven en straalt bovenaan de schoorsteen
(of minaret?) een tulpenzon. In het universum van Kaagman verloopt niet-
westerse integratie al jaren zonder slag of stoot.
De kunstenaar beweert in een interview 'patronengek' te zijn. Dat moet ook
wel, gezien zijn enorme oeuvre dat nog altijd groeit. Wellicht is het een
overlevingsmechanisme geworden, een manier om grip te krijgen op de
wereld. Een overvloed aan beelden gereduceerd tot overzichtelijke, eenduidige
pictogrammen. Herhaling en symmetrie als houvast. Zo bekeken krijgt de
stadshaard bijna een monumentale uitstraling en toont het Enschede in een
notendop. Toch bijzonder voor een gebouw dat anders lelijk, grijs en saai zou
zijn - en ongetwijfeld evengoed kritiek zou oproepen. Voor sommige
Enschedeërs blijft Kaagman vanaf zijn Delfts blauwe minaret een roepende in
de bouwput. Maar luidt een bekende tegeltjeswijsheid ook niet: Hoge bomen
vangen veel wind?
Yasmijn Jarram