HUGO KAAGMAN  STENCIL KING
2002 BUTTERFLY  TUNNEL Delftblue mural in Hardenberg TUNNEL PAINTING (MARSLANDEN, JUNE 2002)Hardenberg , Hugo Kaagman (1955): “Zonder titel” (2002)  Muurschildering. Spuitwerk, met de airbrushtechniek Beide kanten +/- 10-20 meter lang  Vlindertunnel naar de Marslanden. Voordesteeg onder de N34 Gemeente Hardenberg
Back to menu
De Vlindertunnel naar de Marslanden Sinds 2000 is de nieuwe wijk Marslanden te voet en met de fiets bereikbaar via de Vogelbuurt en door een tunnel onder de N34. Voor de wandelaars en fietsers is er in de tunnel wat te zien: de ingangen en beide tunnelwanden zijn in 2002 op een fraaie en opvallende wijze gedecoreerd door de bekende beeldend kunstenaar Hugo Kaagman. De tunnel Nadat in 2000 de fiets- en voetgangerstunnel gereedgekomen was, had de heer H. Koopman, projectontwikkelaar en directeur van Marslanden BV., het idee gekregen om daar iets aardigs mee te doen. Een radio-uitzending had hem attent gemaakt op een graffitiproject in Delft waar een schutting in Delfts blauw werd beschilderd o.l.v. Hugo Kaagman. Hij ging daar zelf kijken en maakte contact met Kaagman. Dit resulteerde in de opdracht om de tunnel naar de Marslanden te voorzien van een schildering. Deze zou op de eerste plaats het grijze beton aanzienlijk verlevendigen, terwijl bovendien een beschilderde tunnel meestal een aanzienlijk hogere drempel heeft voor anderen om er ook op te spuiten. Nadat hij zich grondig had voorbereid en verdiept in Hardenberg, voerde Kaagman de opdracht uit. De toeschouwer op enige afstand ondergaat de suggestie dat de tunnel betegeld is met oud-Hollandse, Delfts blauwe tegeltjes; het is echter spuitwerk, met de airbrushtechniek. De traditionele uitstraling wordt dus met een zeer moderne techniek bewerkstelligd. Het geheel is een soort collage, waarbij de verschillende elementen verwijzen naar verleden en heden van Hardenberg en omgeving. Ze zijn niet chronologisch geordend, maar betrekkelijk willekeurig gerangschikt. In de actuele situatie bevindt zich immers bijvoorbeeld een oude molen ook direct naast een nieuw gebouw. De voorstellingen worden ingekaderd door decoratieve omrandingen, zoals bloemmotieven en zogenaamde maresqen, abstracte patronen die veel in bijvoorbeeld Marokkaanse kunst worden gebruikt. Komend van de Marslanden zien we aan de linkerwand allereerst de klepperman, geschilderd naar het beeld in het centrum. Op de achtergrond zien we een voor Hardenberg zeer kenmerkend gebouw: het stationsgebouw uit het begin van de 20ste eeuw van de architect E. Cuypers. Vervolgens zijn er zeilschepen, symbolen van de handel over Vecht en Zuiderzee. Een hoog gebouw, een flat contrasteert even verder met een koe, symbool van de agrarische sector en van landelijkheid. Uiteraard ontbreken in deze collagevertelling over Hardenberg de kerken niet. Er wordt paardgereden en de aandachtige toeschouwer ziet het beeld van sinterklaas en Zwarte Piet. Daarna is er een molen met op de voorgrond een reiger aan de molenbeek. Met een kerk (de Hessenwegkerk) op de achtergrond zit een visser in alle rust te hengelen, terwijl er twee grote vissen in beeld gebracht worden. De uitloop van de tunnel wordt begeleid door vogels, kikkers en vlinders. De rechterwand, ook gezien vanuit de Marslanden, begint met een koe en een kikker. Daarna zien we een molen en een vrouwengezicht gehuld in een hoofddoek: een traditioneel-Hollands beeld of juist een link naar de actuele, allochtone situatie? Er is een mooie boot en een flatgebouw, naast een landelijk tafereel met opnieuw koeien en melkmeisje met een aardig mutsje – wellicht een knipoog naar Het Zeeuwse meisje van de reclame. Opnieuw een kerk, deze is onmiskenbaar het witte kerkje van Heemse, terwijl op de achtergrond het Hardenbergse stadssilhouet kan worden herkend. Een rijtje kalkovens herinnert aan een voegindustriële bedrijvigheid.dan volgt een fraai natuurtafereel met planten, bomen, bloemen, herten en een opvliegende meerkoet. Temidden van deze natuurelementen staat een crucifix afgebeeld, terwijl de achtergrond contrasteert met een rijtje flatgebouwen. Dit krijgt nog meer ondersteuning in de volgende schildering met nieuwe gebouwen. Tenslotte is er een fietser – het is immers een fietstunnel – afgebeeld voor de stadstoren op het Stefanusplein. Hugo Kaagman, een veelzijdig kunstenaar Hij is geboren op 3 januari 1955 in Haarlem. Hoewel hij als kind al liet zien dat hij graag tekende -toen vooral naar de natuur -, ging hij na de middelbare school in 1972 sociale geografie studeren in Amsterdam. Een kunstacademie, waar hij zelf meer voor voelde, was niet bespreekbaar in huize Kaagman. Toch kroop het kunstenaarsbloed waar het niet gaan kon. Na een inspirerende reis naar Marokko en terug in Amsterdam raakte Hugo betrokken bij de punkbeweging die in Nederland samenviel met de krakerbeweging of zich in de hoofdstad luidruchtig manifesteerde als zodanig. In 1977 werd in de Sarphatistraat het pand gekraakt dat lange tijd dienst zou gaan doen als creatief middelpunt voor kunstenaars en studenten. Hugo Kaagman en punkdichteres Diana Ozon werden het middelpunt. Ideeën en experimenten kregen een podium in een tijdschrift en men ontplooide galerieactiviteiten. Het verzet tegen de maatschappelijke orde en het establishment werd concreet geuit in allerlei graffitiacties: speels en provocerend. Men wilde de kunst teruggeven aan de massa, de gewone mensen op straat. Daartoe moest de kunst ontdaan worden van haar status en haar uniciteit. Kunst moest reproduceerbaar zijn, toegankelijk voor iedereen en laagdrempelig. Het gereedschap was de spuitbus, het atelier de straat. Kaagman ontwikkelde een collagetechniek waarin met gebruikmaking van sjablonen steeds dezelfde elementen konden worden herhaald in steeds verschillende combinaties. De gebruikte clichébeelden kregen in die steeds verschillende contexten hun specifieke betekenis: de elementen gaven aan elkaar betekenis. Aanvankelijk werd een vrij dreigende en grillige beeldtaal gehanteerd, vol apocalyps en ondergang en hallucinerend. Daarna, na een Afrikareis, afstandelijker, abstracter en meer geometrisch. Naast veel afwijzende reacties ontstond er ook waardering, er kwamen opdrachten. Gelukkig, want het waren echte doe-het-zelfkunstenaars; van subsidies wilde men niet weten. Ongeveer 1990 maakte Kaagman zijn keuze voor een beeldtaal uit de erfenis van het eigen land: Delfts blauw, met stereotiepe beelden als molens, klompen, tulpen, geveltjes en klederdrachten. Zeer herkenbaar en gemakkelijk toegankelijk Dit balanceert op speels-uitdagende en ironische manier op de rand van kunst en kitsch. De galerie droeg de veelzeggende naam: artKitchen, een woord waarin kunst (art) en kitsch weerklinken. Delfts blauw bleef niet de enige kleurstelling, er werd ook in Frans rood gewerkt. Reclamebeelden en –teksten worden als elementen opgenomen in de collages. Kaagman ontwikkelt zich tot een postmoderne kunstenaar en krijgt veel opdrachten en waardering in binnen- en buitenland. Hij manifesteert zich vooral met muurschilderingen (murals): speels, licht ironiserend en vrolijk. Geen zware symboliek, maar een min of meer terloopse boodschap, enigszins verpakt. Daarnaast maakt hij schilderijen, beelden en ook industrieel design.   Enkele kanttekeningen Het is een typische Kaagmantunnel geworden met Delfts blauw spuitwerk, een collage met sjablonen en clichés van Hardenberg. Ook een verwijzing naar een reclame-uiting als Zeeuws meisje ontbreekt niet! Zijn fascinatie voor de Marokkaanse cultuur vinden we in de randmotieven. Historische beeldelementen als zeilschepen, klepperman, molens en kalkovens combineert en contrasteert hij met eigentijdse als nieuwbouw, flatgebouwen, stadstoren. Het landelijk gebied wordt gerepresenteerd door koeien, vissers, vogels, kikkers en vlinders. Deze laatste diergroep komt in groten getale voor: de vlinderwijk werd in de Marslanden het eerste opgeleverd en lag aan het tunneltje en zou ook de naam Vlindertunnel of Butterflytunnel motiveren. De collagetechniek kiest niet voor chronologie, maar voor gelijktijdigheid en contrast. De beeldelementen bepalen elkaars betekenis: natuurlijk is de visser (ook) een recreërende hengelaar, rustig turend naar zijn dobbertje en genietend van de natuur. Maar door de aanwezigheid van de kerk op de achtergrond krijgt de visser ook een religieuze betekenis: de vis was in de vroegchristelijke periode symbool van de christelijke gemeente en de apostelen werden door Jezus benoemd tot vissers van mensen. Ook de aanwezigheid van de twee grote vissen motiveren een bijbelse verwijzing: het verhaal van de vijf broden en de twee vissen (in Mattheus 14). Een nog indringender medaillon is de collage met planten, bloemen, een bloesemende boom, een opvliegende (wegvluchtende) meerkoet met aan de horizon een viertal flats die als het ware komen aanmarcheren. Zal al dit natuurlijke moois dan plaats moeten maken voor woningbouw voor de steeds meer ruimte opeisende mens. Dat we inderdaad mogen denken in termen dat de natuur daaraan opgeofferd wordt, wordt aangegeven door het crucifix met de gekruisigde Christus, ook symbool van een (op)offer(ing). Het staat er in dat lieflijk landschap zo speels en terloops, bijna vredig, maar appellerend voor wie het wil zien. K. Oosterkamp